Regering wil via Duitse rechter arbitragezaak kolencentrale Eemshaven voorkomen

EEMSHAVEN – Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat stapt naar de Duitse rechter omdat ze wil weten of de arbitragezaak die RWE bij het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) aanspande tegen de Nederlandse staat rechtsbasis heeft, zo laat de minister van economische zaken Bas van ’t Wout weten in een persbericht.

Zoals eerder gemeld is RWE van plan om het internationale hof voor arbitrage in New York een zaak aan te spannen tegen de Nederlandse regering. Het concern meent zeer ernstige economische schade te leiden door het verbod op het gebruik van steenkool om elektriciteit op te wekken. Dat verbod gaat in 2030 verboden in. RWE wil compensatie voor het voortijdig sluiten van zijn kolencentrale in de Eemshaven in 2030. Het bedrijf claimt een schadevergoeding van ruim een miljard.

Dezelfde kwestie speelt ook bij het Duits bedrijf Uniper, eigenaar van de kolencentrale op de Maasvlakte bij Rotterdam. Het Duitse recht biedt een unieke mogelijkheid om vooraf aan een arbitrageprocedure een rechter te vragen of de rechtsbasis wel geldig is. Volgens het ministerie van EZK konden eigenaren van kolengestookte productie-installaties ervan uitgaan dat op termijn overheidsmaatregelen zouden worden genomen voor het verminderen van CO2-uitstoot.

Het ministerie is evenwel van mening dat de wet op het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie zorgvuldig tot stand is gekomen en het resultaat is van gedegen democratische besluitvorming, waarbij alle belangen zorgvuldig zijn afgewogen.

Minister van ’t Woud: “Iedereen die het niet eens is met het beleid van de overheid kan naar de rechter stappen, Uniper en RWE zijn ook naar de nationale rechter gegaan. Daarnaast hebben ze ook een arbitragezaak aangespannen. De behandeling van een arbitragezaak neemt vaak veel tijd in beslag en is een kostbare procedure. Daarom wil ik graag voorafgaand aan de procedure een rechter vragen of de rechtsbasis wel geldig is. Daarmee kunnen we de procedures mogelijk voorkomen en hebben we de belastingbetaler een hoop geld bespaard.”