21 december 2022 Onderdendam ( Gr. ) Woensdag 21 December 2022, 06u15 ( Wintertijd ): “ZW- wind. Windkracht 2. Maar in de praktijk eerder 1 dan 2. Erg mistig en daardoor extra duister. Het oranje licht van de spoorbrug is niet te zien als ik met onze hond Nantske eenmaal op het hoogholtje ben aangekomen, het houten bruggetje over het Boterdiep, het kanaal voor mijn huis. Lange vegen weerkaatst licht van de straatlantaarns dansen op het water, dat onder invloed van de zachte wind af een toe een huppelpasje lijkt te maken. Heel traag laat diezelfde zuidenwind de treurwilg aan de overkant heen en weer bewegen. Druppels vallen naar beneden van het vocht dat door de mist op de takken wordt afgezet. Als ik naar beneden ga, hoor ik af en toe ‘ poef..poef ‘ als ze op mijn gevoerde winterjas te pletter slaan. Even wacht ik op het schelpenpad omdat onze hond de plasjesberichten van een andere hond graag wil lezen. Kan dan even om me heen kijken. Ver komt die blik van mij niet. Nog geen tien meter. Van geen enkele boerderij aan de oostelijke horizon zijn de stallichten nu te zien. Ik zet de eerste stappen op mijn wandelpad. Nantske verdwijnt met gehaaste spoed de duisternis in. De nood is kennelijk hoog. Kloosterdichtheid Erg veel zicht heb ik niet. Wel kan ik over een afstand van een meter of zeven de randen van de bermen onderscheiden. Dat is dit keer van belang. Gister namiddag is de sloot links uitgebaggerd en dan blijven er altijd op het pad slibresten achter die uit de inkepingen in de meters hoge banden van de grote trekker vallen. Aan die kant kan je beter niet lopen dan. Wilde eenden [ Anas platyrhynchos L.] vliegen plotseling op uit de sloot. Met klapperende vleugels. Nantske blaft de vogels na. Al wel eens eerder heb ik geschreven dat de mist in de omgeving van water dikker is dan op het land. Waarom dat zo is , is me tot nu toe een raadsel. In ieder geval is rond de plek waar het pad naar het zuiden afslaat de hele betonplaat waar ik op loop, vol in de breedte te zien is. Weerkaatst ook nog vaag wat licht van de straatlantaarns aan de overkant van het Boterdiep. Ik sla de hoek om en met gezwinde pas, wat een dertiger jaren –uitdrukking trouwens, loop ik verder. Even wordt het zicht wat minder doordat de meidoornstruiken het straatlicht tegenhouden. Verderop op het open, struikloze stuk wordt de mist dan toch weer dikker. Inmiddels weet ik waar de felle lichten bij de boerderijen van Thybaut van vorige week eigenlijk voor dienden. Het heeft aldus het Dagblad v/h Noorden vanochtend meldt, te maken met een archeologische opgraving van het voorwerk van een klooster. Een voorwerk is een boerderij, eigendom van een klooster, die land ontgint en gewassen produceert voor het klooster. Er zijn diversen van dat soort boerderijen geweest hier op het Hoogeland. En meerdere kloosters. De kloosterdichtheid in Groningen was in de Middeleeuwen immens. Ik begrijp dat er vier en dertig kloosters en voorwerken waren. Tussen 1200 en 1600 hebben diverse kloosterorden zich bezig gehouden met het ontwateren van het vruchtbare slib dat achter bleef na diverse inbraken van de zee. Vooral de orde der Cisterciënsers was daarin uiterst actief. Het voorwerk bij de boerderij van Thybaut, boerderij en kloostervestiging, droeg de naam Roodeschool. En was gesticht door bovengenoemde Cisterciënsers. De archeologen hebben voor en onder de oude schuur van Marc Thybaut de fundamenten van het oude voorwerk blootgelegd , bestaande uit grote kloostermoppen Almagest Zij denken zelfs een scriptorium blootgelegd te hebben. Dat is een kopieerplaats van boeken. Boeken werden in een scriptorium door copiïsten met de hand overgeschreven van een origineel . Woord voor woord, regel voor regel voordat de boekdrukkunst eind vijftiende eeuw werd uitgevonden. Het kopiëren was een belangrijke economische activiteit van kloosters. Met enige overdrijving zijn scriptoria als doorgeefluik van kennis te vergelijken met de huidige datacentra. Ze legden eeuwenlang het intellectueel kapitaal uit die tijd vast op allerlei gebied soms van duizenden jaren her. Het kon gaan om wiskundige vraagstukken, architectuurtechniek, bijbel- teksten maar ook teksten uit de Klassieke Oudheid zoals geografie en sterrenkunde. Kennis van planeten en sterren zijn belangrijk voor navigatie op zee en land. Werken uit de Klassieke Oudheid vaak via Arabische vertalingen tot ons gekomen zoals de Almagest. Deze Arabisch naam voor het sterrenkundig oeuvre van Ptolemaeus is zo’n voorbeeld. Het oudste handschrift is op prachtige wijze geïllustreerd door de zogenaamde Meester van de Almagest , een Franse boekverluchter, werkzaam in Parijs in rond 1210-1220. Hij ontleent zijn naam aan een door hem verluchte kopie van de Almagest van Claudius Ptolemeus (Parijs, Bibliothèque Nationale, manuscript lat 16200), welk handschrift volgens het colophon werd voltooid in december 1213. In de Almagest beschrijft de rond het jaar 150 in Alexandrië werkzame Griek Ptolemeus 48 sterrenbeelden. Tekst voor gymnasiasten Maar zelfs de bij iedere gymnasiast bekende tekst De Bello Gallico van Julius Caesar, verantwoording van zijn oorlog in Gallië, berust op een groot aantal handschriften. Alleen al in de Vaticaanse Bibliotheek, de grootste schatkamer van de Westerse beschaving, liggen al 33 manuscripten met varianten van deze tekst. De oudste stamt uit de negende eeuw A.D. De Bibliothèque Nationale in Parijs bezit twee en twintig manuscripten met globaal dezelfde tekst. Een dozijn ervan ligt ook nog eens in Florence. Een systematische studie van overeenkomsten en verschillen ontbreekt helaas nog. Teksthistorici hebben inmiddels wel een zogenaamde voorlopige concordantie gemaakt, geschikt als brontekst : César: Guerre des Gaules, naar de vertaling van Léopold Albert Constans, Voorwoord en kritische noten van Paul-Marie Duval, Hoogleraar aan het Collège de France, Paris 1981, Editions Gallimard, ISBN 2-07-037315-0 Planten op de zeeklei Om een indruk te geven hoe bewerkelijk een gelijksoortige uitgave was. In 1926 verscheen een tweetalige uitgave in het Frans en de oorspronkelijke taal het Latijn. De verzorger van de uitgave, de bovengenoemde Léopold Albert Constans heeft voor zijn publicatie het licht zag, zich gebaseerd op veertig verschillende manuscripten van De Bello Galico . Het oudste stamde uit de negende eeuw. Hoe lastig het was om tot een evenwichtige uitgave te komen, bleek toen kopieën van dezelfde tekst uit de veertiende en vijftiende eeuw nogal wat afwijkingen lieten zien, vergeleken met veel oudere varianten. De vraag blijft dan altijd bij dit soort puzzelwerk, berusten dit soort verbeteringen echt op een veel oudere, tot nu toe onbekende tekst. Of gaat het hier om vergissingen of domweg eigen interpretaties van de toenmalige overschrijvers? Een dergelijke uitgave verzorgen kan jarenlang werk beslaan en is een groot avontuur voor een tekstwetenschapper. Iets waarvan de niets vermoedende middelbare scholier zich totaal niet bewust is. En wie op dit moment over de Fraamweg richting Bedum langs de boerderij van Marc Thybaut en Daphne Snels fietst, is zich waarschijnlijk evenmin bewust van het feit dat ongeveer zevenhonderd jaar geleden daar monniken samen met hun novicen , monniken nog in hun leertijd en voor hun wijding, met de hand kennis aan overschrijven waren waar wij nu nog profijt van zouden kunnen hebben. Bijvoorbeeld over planten die het toen goed deden op de vruchtbare klei waar nog veel mineralen uit de zee inzaten, zoals zout… Ordinair strijdvolk Dan is het des te zuurder dat aan de hele kloostercultuur een abrupt einde kwam. Door een burgeroorlog die in de zestiende eeuw woedde in wat toen nog de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden heette. Grofweg een gebied dat zich uitstrekte van een aantal steden in Noord Frankrijk, Duinkerken /Tournaie , tot wat wij nu als de grens tussen Groningen en het Duitse Nedersaksen zien, de Dollard- regio. In onze geschiedenisboeken heet dat nog steeds de Tachtigjarige Oorlog . In feite zorgde die schermutselingen voor een scherpe scheiding in dit gebied tussen een minderheid van zeer fanatieke protestanten, in hun fanatisme en scherpslijperij uiterst principieel in hantering van leerstellingen en de het veel grotere deel van de bevolking dat zich alleen maar muisstil hield, geïntimideerd door het oorlogsgeweld. Een ware volksverhuizing en vluchtelingenstroom was het gevolg. Dat leidde in Groningen tot een etnische zuivering en wederrechterlijke onteigening van kerkelijk bezit. Kloosters werden gesloten en het veelal omvangrijke grondbezit ging naar een Nieuwe Elite, een bestuurlijke laag van aristocraten , nouveau riche en ordinair strijdvolk dat zich de Staten van Groningen noemden. Dat werd geregeld in de zogenaamde Reductie van 1594. Dat is nog geen zeshonderd jaar geleden. De kloosters werden met de grond gelijk gemaakt . Zelfs zo grondig dat menigeen niet eens weet meer dat ze ooit hebben bestaan.Als dragers en doorgevers van kennis en beschaving. Dat wou ik vandaag maar even gezegd hebben……………………………( wordt vervolgd ) Iedere ochtend tussen 04u00 en 07u00 doet Kees Willemen, journalist en (politiek ) tekenaar uit Onderdendam (Gr.) een ‘Winkelhaakje ‘. Dat is een wandeling van ongeveer 25 minuten met zijn hond Nantske ( een elf jaar oude Golden Retreiver – jachtlijn ) aan de oostkant van het Boterdiep in Onderdendam, een klein dorp van 595 inwoners, 14 kilometer ten noorden van de stad Groningen. Nieuws