Een bescheiden dank-je-wel, voor Mariette de Visser 22 december 20204 maart 2022 Even een momentje voor wethouder Mariette de Visser. Mariette de Visser, wat nou dan? Ja, de PvdA-wethouder die het sociaal domein elke dag op heur bureau heeft liggen. Sociaal domein, wat is dat nou weer? Dat gaat over regelingen voor mensen die in de knel zitten en ook in een map. Een map voor de bijstand, de bijzondere bijstand, de huishoudelijke steun aan mensen die het zelf niet meer kunnen, de beschutte werkplekken bij de sociale werkplaats, speciale regelingen voor kinderen die het moeilijk hebben. Het eigen risico in de WMO, de reiskostenvergoeding voor minima. Noem maar op, allemaal dossiers, op haar schrijftafel. Oh, ik vergeet inclusie, dat móet ik noemen anders wordt Jan Willem Nanninga kwaad. En met die voorzitter van de PvdA-fractie is het kwaad kersen eten, als het gaat om inclusie (dat is Frans uit de jaren zeventig, het gaat over mensen die uitgesloten zijn van van-alles-en-nog-wat). Let op, lieve volgers van mijn blog, deze vrouw is dagelijks verantwoordelijk voor ongeveer 60 % – zeggen en schrijven: zestig procent – van de uitgaven van de gemeente. Om de verhouding aan te geven: voor die andere 40 procent hebben we nog drie wethouders en één burgemeester ter beschikking. En zij staat met haar laarzen in een bak met bagger, van bezuinigingen, van tekorten, van regels die niet goed werken. En alsmaar is er die kritiek, ditje en datje moet beter en zusje en zo-tje deugt ook niet. Van die Mariette heb ik een allervrindelijkste kaart gekregen, met bloemenzaadjes en wat bloembollen erbij. Ter gelegenheid van 7 december, de Nationale Dag van de Vrijwilligers. Het feestje voor de vrijwilligers in onzer aller zo mooie gemeente kon niet doorgaan (corona, weet je wel). “Erg jammer,” zo schrijft ze, “want ik had jullie graag gesproken.” En ik spreek nú namens de talloze vrijwilligers: “Wethouder, we hadden u ook graag even gesproken over ditje en datje en zusje en zo-tje, maar ja, wat blijft is een kaartje met bloemdingen. En reken op ons in de tijd van corona, maar ook zonder corona, en we blijven ook klagen, want dat moet, want als je niet klaagt schijn je niet goed wijs te zijn.” Of is het omgekeerd? Ja, we hebben de bloembollen al geplant. En ik hoop dat er een tulp bij zit, met dikke groene bladeren, en van het voorjaar zal ik genieten van dat groen, de kleur van de hoop. Met een dikke rode tulpenkop er op, de kleur van de sociaal-democratie. En het bloemenzaad, daar is vrouwe Uilenspieghel mee bezig, nou ja, de grond gereed maken moet ik weer doen, natuurlijk. En als er over een paar maanden een melange aan bloemen staat, met wilde, niet te identificeren bijen, smikkelend van de nectar, wilde bijen houden niet van ranja en Coca Cola, dan lees ik het kaartje – want dat heb ik in een plastic hoesje bij de bollen gezet – nog een keer: “Vrijwilligers, ik dank jullie. Hierbij dan ook een kleinigheid voor in de tuin. Hopelijk geven jullie je tuin net zoveel kleur als jullie het Hoge Land kleur geven.” Waar je van kleine ontroering niet over spreken kunt, daarover zou je moeten zwijgen. Tijl Uilenspieghel Nieuws