Ben ik (misschien toch nog) wel feministisch genoeg? 17 maart 2021 Daar zat ik, vanochtend om zeven uur aan de keukentafel, vol twijfel met het onbehagen van voor de eerste keer zwevende kiezer te zijn. Ik stemde altijd – vanaf 1976 ongeveer – op een vrouw, en dan op dé vrouw die op de allerlaagste plaats staat van de partij die dan mijn voorkeur heeft. Welke partij dat is? Laat ik het zo zeggen: Het is allemaal niks maar ik moet toch stemmen en na lang wikken en wegen, een plusje hier, een minnetje daar, een zus-je hier en een zo-tje daar, mijn madame nog eens geraadpleegd, verstrikt geraakt in de mooie verhaaltjes, een noodzaak om ditendat en een hoge urgentie van weer wat anders. En dan kies ik de beste partij uit al die veelbelovers, met die door de kat of de hond gebeten worden programma’s, en belastingverhogers, want sinds ik mag stemmen is het er nimmer goedkoper op geworden, als de Blauwe Envelop van de Belasting Brigade op de deurmat valt. Want alle politiek is uiteindelijk een regel op het belastingformulier. En uiteindelijk stem ik dan op een volkomen onbekende vrouw, woonachtig in een plaatsje dat je zonder de ANWB-routeplanner niet zou kunnen traceren. Om principiële redenen. Ten eerste, vrouwen zijn nog steeds overal en dus ook in de politiek achtergesteld. Wie dit durft te bestrijden, heeft een kwaaie aan me. Ten tweede, steeds weer blijkt dat vrouwen minstens even goed welk klusje dan ook aankunnen als de mannen. Ten derde, er blijkt een enorm reservoir te bestaan aan verborgen talenten onder de vrouwen. Ten vierde, slechter, kleurlozer, wauweliger, visielozer, emotielozer, gevoelsarmer dan die mannen die het nu voor het zeggen hebben, kan het haast niet. Vervang ze door een zwerm papegaaien, en je zult het verschil niet zien. Bovendien zijn vrouwen gewoon leuker dan mannen, nou ja als je daartussen kiezen moet, dan kies je toch voor het leukste? Als je kiezen moet tussen leuke schoenen en niet-leuke schoenen, dan kies je toch voor de leuke? Maar, morgen wordt het wat moeilijker. In ons zo geliefde Hogeland, hangen ze aan de lantaarnpalen, de affiches met Anne Kuik CDA) en Stieneke van der Graaf (ChristenUnie). Sandra Beckerman van de SP hangt er niet bij en dat is zeer betreurenswaardig. Mädi Cleerdin had ook bijna op zo’n affiche gestaan. Gelukkig is zij niet door de PvdA opgesteld wat tot gevolg heeft dat de Hogelandse gemeenteraad nou net niet een van de kundigste, innemendste, productiefste en werkelijk sociaal betrokken leden kwijt raakt. Zou ik niet één keer van mijn nobele kiesprincipes kunnen afwijken? Geen principes meer, gewoon voor de beste vrouw. En dat is Carola Schouten van de ChristenUnie. Zij is de enige die als landbouwminister in staat was het grote probleem ervan te onderkennen. Met moed en standvastigheid heeft zij een beleid in de steigers gezet, gebaseerd op geleidelijke ombuiging van een sector die hoe dan ook zal moeten ombuigen. Dat had veertig jaar geleden moeten gebeuren, maar ja, al die mannetjesputters op landbouw (ook nog Gerda Dinges er tussen), niks doen, dat konden ze. En Carola mocht de boel opruimen die ze achterlieten. En ook nog de emmers met die braggel aan beledigingen, seksistische vuilspuiterij, bedreigingen, intimidatie, een hond lust er geen brood van, en toch hield ze stand. Daarom, gratis en voor niks een hoogwaardig stemadvies. En toch nog wel wat feministisch genoeg, dunkt me. Tijl Uilenspieghel Nieuws