Minder kenmerkende plantensoorten op heide en in open duinen 31 maart 2023 DEN HAAG – De vegetatie in open natuurgebieden is de afgelopen decennia aanzienlijk veranderd. Het aantal kenmerkende plantensoorten op de heide is tussen 1999 en 2020 met 5 procent afgenomen, en in open duinen met 10 procent. Dit blijkt uit nieuwe analyses door het CBS van gegevens uit het Landelijk Meetnet Flora. In dit meetnet werd de vegetatie in ruim 10 duizend proefvlakken onderzocht. Deze resultaten staan in het vierde Nederlandse Living Planet Report (LPR) van het Wereld Natuur Fonds. In het Landelijk Meetnet Flora wordt de vegetatie in proefvlakken (van gemiddeld 100 m2) geïnventariseerd. Hiertoe worden alle soorten planten die in deze proefvlakken aanwezig zijn genoteerd, evenals de mate van aanwezigheid van elke soort (uitgedrukt in aantal exemplaren en/of de bedekking). Het gemiddeld aantal plantensoorten in de proefvlakken op de heide is tussen 1999 en 2020 licht toegenomen (3 procent), maar het aantal soorten dat kenmerkend is voor heide, zoals klein warkruid, klokjesgentiaan en bruine snavelbies, nam in deze periode juist af met 5 procent. Kenmerkende plantensoorten van heide worden verdrongen door ruigtesoorten (voedselrijkdom-minnende soorten, zoals braam en grote brandnetel), en door bomen (vooral ruwe berk, zachte berk en grove den), struiken en hoge grassen, zoals pijpenstrootje (foto). Ruigtesoorten nemen toe als gevolg van hoge stikstofniveaus, bomen en struiken voornamelijk door natuurlijke ontwikkeling van de vegetatie. Dit is vooral te zien in gebieden met zeer hoge niveaus van stikstofdepositie. Hierdoor verandert het karakter van de heidevegetatie richting bos, ruigte of vergraste heide. Veranderingen in open duinen door stikstof en minder konijnen Het gemiddeld aantal plantensoorten in duin-proefvlakken is tussen 1999 en 2020 stabiel gebleven, maar het aantal soorten dat kenmerkend is voor open duinen nam in deze periode met 10 procent af. Vooral in droge duinen neemt het aantal kenmerkende plantensoorten, zoals het duinviooltje, af. Daarentegen is het aantal niet-kenmerkende soorten in proefvlakken in droge duinen toegenomen, waaronder ruigtesoorten zoals braam en grote brandnetel. Ook de bedekking van bomen en struiken en hoge grassen (duinriet) is toegenomen. In tegenstelling tot in droge duinen is het aantal kenmerkende plantensoorten in vochtige duinen (waaronder moeraswespenorchis en knopbies) toegenomen. Net als op de heide speelt het hoge stikstofniveau ook in de duinen, met name in de droge duinen, een rol bij de toename van struiken, bomen en ruigtekruiden. Wel is het stikstofniveau in de duinen veel lager dan op de heide. Ondanks dat de stikstofdepositie de laatste jaren is afgenomen, is het stikstofniveau nog steeds te hoog voor de kenmerkende duinvegetatie. Daarnaast is de afname van het aantal konijnen in de duinen een belangrijke oorzaak van verruiging; konijnen houden de duinvegetatie namelijk kort en open, en geven bomen en struiken daarmee weinig kans om te groeien. Dat in vochtige duinen het aantal kenmerkende plantensoorten – ondanks hoge stikstofdepositie en dalende konijnenpopulatie – juist is toegenomen, komt door herstelmaatregelen in dit duintype. De grondwaterstand is hier verhoogd, en nieuwe, vochtige duinvalleien zijn aangelegd. Ook minder kenmerkende diersoorten in open natuurgebieden Naast de kenmerkende flora ging ook de kenmerkende fauna van duin- en heidegebieden in de periode 1999-2020 achteruit, waaronder diverse soorten broedvogels en dagvlinders. Net als bij kenmerkende planten is de afname sterker bij zeer hoge stikstofdepositie.Deze ontwikkelingen in open natuurgebieden komen overeen met de huidige inzichten in de effecten van stikstof op de vegetatie van heide en duinen./Webredactie Nieuws