De vriendschap tussen Willem de Mérode, Johan Dijkstra en Johan van Veen 5 april 20225 april 2022 De dichter Willem de Mérode (Spijk, 1887) leerde Ploegschilder Johan Dijkstra (Groningen 1896) kennen in de sociëteit van De Ploeg. Marie van Veen (1895) kreeg op de kunstacademie kennis aan Dijkstra, ze huwden en daardoor werd Johan van Veen (Uithuizermeeden 1893) de zwager van Dijkstra. De dichter kreeg acht maanden gevangenis voor een seksuele relatie met een minderjarige jongen. Een bescheiden maar intieme expositie is in het Openlucht Museum Het Hoogeland in Warffum gewijd aan deze vrienden- en familierelaties. Eenvoud en Stoerheid is de titel ervan. Dijkstra werd kopstuk van de Ploegbeweging. Johan van Veen zou de geestelijke vader van het Deltaplan worden, de zeewering in Zeeland. De Mérode vertrok na zijn gevangenschap naar de Veluwe en bleef schrijven. Ze bleven vrienden. Van Veen stuurde De Mérode foto’s van landschappen, kerken en gebouwen in noordelijk Groningen, Dijkstra illustreerde werk van De Mérode die op zijn beurt werk van Dijkstra becommentarieerde. De tentoonstelling is een detail in de biografieën. Zo’n stukje ons-kent-ons in het artistieke milieu geworteld in het Hogeland. Nou ben ik niet zo dol op dat biografische, een kunstwerk moet zichzelf geven, een gedicht moet zeggen wat gezegd moet zijn, zonder al teveel sores van de maker erbij. Toch is deze expositie net even interessant. De mooiste foto is die Johan van Veen maakte van de huiskamer van Johan Dijkstra en zijn vrouw. Zo’n modernistisch kunstenaarsechtpaar en toch een donkere, burgerlijke, bijna bedompte huiskamer. Foto’s die Johan van Veen hem stuurde, zou, zeggen de samenstellers, De Mérode geïnspireerd tot de gedichten ‘Het Groninger Hoogeland (1924) dat midden in de tentoonstelling prijkt, met het gedicht “Het Groninger Hogeland – 1 Het Land en het 2- Het Volk’ waarvan de tekst hieronder, uit de database van zijn gedichten geknipt. Het Groninger Hoogeland – I Het land ’t Is alles eenvoud wat uw stoerheid sierde, En alledaags bij werelds wufte pronk: Het zwaatlend koren rond de heilge wierden, Uw kolken waar kasteel en kerk in zonk; Temidden graan en bontbebloemde weien, Waar de gelatenheid zichzelf bedroomt, De nuchtre pracht der rijke boerderijen Met brede schuren tussen schraal geboomt’; De polders met hun angstige eenzaamheden, Waar de een’ge leeuwerik onder ’t blinkend zwerk Het brandend hart is, vreemd aan tederheden En moede van der handen dienend werk. Stil – uit een dorp galmt klaar Gods eeuwige vrede; ’t Verweerde luien van vervallen kerk. Het Groninger Hoogeland – II Het volk Zij kennen niet de delicate zwier van de gebaren, en het soepel spreken. De woorden die zij uit hun harten breken Zijn luid; hun lachen schuimt als donker bier. Zij werken machtig, wild is hun plezier; Brutaal wordt ieder vreugde aangekeken. Hun feesten razen, en de nachten bleken Als het dorp nog davert van dans en getier. Hun wezen is als van gewone bloemen, Die sedert jaren in hun tuinen staan, Waarover met een traag eentoning zoemen In zware vaart de donkre hommels gaan. Maar wie hun hart wint, ziet wat zij nooit noemen, De gouden vloed van liefdes honing aan. Een alleraardigste tentoonstelling waarin De Mérode, christelijk geïnspireeerd dichter, toch wat erg uit het zicht verdwenen, opnieuw aandacht krijgt. Het topstuk is het zelfportret van Johan Dijkstra. Toch jammer is dat het werk van Dijkstra dat hij vervaardigde bij de gedichten ontbreekt, op één na. Dan was dit detail uit het Hogelandse kunstenaarsleven net iets sterker geweest. Uiteidelijk willen we zién wat Dijkstra en De Mérode nou voor invloed op elkaar hebben gehad. Toch een mooie, bescheiden expositie./BM. Nieuws