25 april 2022 Onderdendam ( Gr. ) Maandag 25 April 2022, 05u30 ( Zomertijd ): “ O- wind. Windkracht 2. Zwaar bewolkt. Een dik, grijs wolkendek van kim tot kim. Het is nog schemerig, wanneer ik me met onze hond Nantske posteer op het houten bruggetje over het Boterdiep. Fris, maar vergeleken met de gure wind van de afgelopen dagen,waait er nu een zacht briesje, dat op een zeer aangename manier mijn wangen streelt. Door het lage wolkendek zijn van geen enkel windmolenpark in het oosten de toplichten zichtbaar. Omdat het nog schemert, zijn de straatlantaarns aan. In het donkere kanaal is het water licht in beweging. De weerkaatsing van het straatlicht trekt korte, schitterende strepen op het oppervlak. Op het einde van de laatste streep richting brug verbreedt die zich als een soort van scheerkwast. Het water kolkt aan de overkant, er wordt al vroeg in de morgen gepaaid door karpers [ Cyprinus carpio L. ]. Zoals geliefden die nog in halfslaap, zich ineens bewust van elkaars lichamelijke aanwezigheid, overvallen worden door een storm van geilheid en plotsklaps aan het reupen slaan. En daarna weer wegglijden in een zoete, gelukkig makende slaap. Twee wilde eenden [ Anas platyrhynchos L. ] houden hun gedachten hierover voor zich en zitten te suffen op de aanlegbalk van de brug. Maar dat suffen blijkt maar schijn. Ze hebben altijd een oog open. Vliegen op, zodra ze mijn aanwezigheid opmerken en schieten het water in, rakelings langs een kuifeendenpaar [ Aythya fuligula L. ] ,dat een beetje doelloos rond dobbert. ‘Ta-die-trie-la-wie-wie-wie-ommm.- ommmm-trie-ieeee.…’, achter me begroeten meerdere merels [ Turdus merula L. ] het grijze ochtendlicht. Ik ga het bruggetje af, luister onder het afdalen naar het suizen van de wind in de treurwilg. Zet de eerste stappen op mijn wandelpad. Laat Nantske los. Eigen schuld ‘Kra- kra –kra…’. Ik word begroet door twee zwarte kraaien, die hoog in de bomen op het erf van Annemarie de Haan zitten. Het zijn de ‘huiskraaien’, twee grote volwassen vogels, de vader en de moeder van het gezin dat ik nu al jaren volg. Gemiddeld worden kraaien niet zo oud : een jaar of zes , zeven,… soms acht. Dat is achteraf gebleken uit ringgegevens. Ze staan bloot aan nogal wat risico’s. Omdat het aaseters zijn ,willen ze nog wel eens onder een auto komen, wanneer ze van een platgereden verkeersslachtoffer eten op de snelweg. En een buizerd wil, als hij durft, een kraai die geen hulp krijgt van soortgenoten, ook wel eens grijpen. Het omgekeerde zie je trouwens vaker. Zodra er jongen zijn, patrouilleren kraaien rond de nesten en wanneer een buizerd [ Buteo buteo L. ] wordt gesignaleerd, vallen ze met een stuk of vier vogels hem aan, duiken op hem af , de een na de ander. Stoten hem aan in de lucht, brengen hem uit zijn evenwicht zodat hij het gevaar loopt neer te storten. En jagen hem, als hij op de vlucht slaat ,net zo lang na tot hij achter de horizon verdwenen is. Tig keren heb ik dat hier zien gebeuren. Ik kijk eens om me heen. Weinig te zien op het eerste gezicht vanmorgen. Donkergroene weiden en daarboven een grijze, pokdalige lucht. In de sloot links drijft een eendenpaar vlakbij de plek waar het pad een haakse hoek maakt naar het zuiden. Ik sla ook die richting in. Maar haal eerst onze hond uit de wei rechts, die verdomd weer mest aan hert vreten is. ‘Eigen schuld, Willemen, je moet haar gewoon niet los laten op het eerste stuk.’ Vijftig meter voor me lopen twee kraaien, dezelfde als voorheen, over het pad . Wanneer ik door iets afgeleid word, zijn ze zo maar verdwenen. In de verte beweegt heel langzaam een wit licht in de grote ligboxenstal van de familie van Middelkoop. De koeien worden gevoerd. Hoewel er een zeer matige wind waait , blijft het koud. Ik schat het nu een graad of vijf,zes; zeker op het open, struikloze stuk. Er blaft ergens een hond in de omgeving van de Fraamweg, een kilometer of drie naar het oosten. Onmiddellijk spitst Nantske haar oren. Een beetje sloffend liep ze wat mismoedig achter me aan, blijkbaar lijdend aan maandagblues. Maar nu is ze ineens alert, kijkt in de richting waar het geluid vandaan komt. Ik zie haar neusvleugels trillen. Kennelijk probeert ze op die afstand iets van de geur van de hond op te vangen. ‘ Honden kunnen erg goed ruiken, wel een miljoen keer beter dan de mens! Honden kunnen beter ruiken, omdat ze meer reukcellen hebben. Hoe langer de snuit is, des te beter het reukvermogen. ‘, lees ik na afloop van de wandeling op de site : https://willemwever.kro-ncrv.nl/vraag_antwoord/dieren-en-planten/hoe-kan-een-hond-zo-goed-ruiken#:~:text=Honden%20kunnen%20erg%20goed%20ruiken,toevoer%20van%20verse%20lucht%20is… Ik verwacht dat Nantske nu gaat blaffen. Maar blijkbaar hoort ze de hond wel, maar ruikt hem niet. Kan daardoor dus ook niet ‘lezen’ uit de geur of ze zich zorgen moet maken. In haar imprintperiode is, toen we nog twee honden hadden, Clara, onze oudere hond, door driee keffertjes aangevallen en (in de neus ) gebeten. Een waar bloedbad was het gevolg. Nantske gaat, zodra ze een wat kleinere hond ziet, nog steeds totaal uit haar dak. Terwijl ik die vervelende gebeurtenis nog eens langs mijn geestesoog laat afspelen- Clara beet overigens wel van zich af-, merk ik nauwelijks dat ik op mijn keerpunt ben aangekomen, de ree van herenboerderij de Haver. Ik draai me om en ga op de terugweg. Linnaeus De klok van de Hervormde Kerk slaat zes uur. De kraaien op het erf van Sieb- Klaas Iwema worden wakker. Een zoetige baklucht komt met de wind mijn kant op. Afkomstig van de koekjesfabriek van Vast Bakeries in Boerdam, een buurtschap tussen Middelstum en Westerwijterd. Het wordt iets lichter. Heel doelgericht en met snelle vleugelslag vliegt een smient [ Anas penelope L. ] richting de Kardingermaar . Ik heb me altijd afgevraagd wat in de taxonomische naam ‘Anas penelope ‘’penelope ‘betekent. ‘Penelope ‘is Klassiek Grieks , betekenis ervan is : ‘Bonte eend ‘. De smient werd voor de eerste maal, voor zover ik weet, beschreven door de bioloog Carl Linnaeus in 1758. In de tiende uitgave van zijn meest bekende werk, ‘ Systema Naturae . Daarin kwalificeerde hij alle hem bekende dieren en planten en ordende die in zogenaamde families. Ingedeeld naar gezamenlijke kenmerken. Wetenschappelijke werken werden toentertijd in het Latijn geschreven. Met als gevolg dat elk dier of plant een Latijnse naam kreeg met daarachter een soortnaam. Of een naam die iets van de karakteristiek van de plant benoemde. Een paardenbloem bijvoorbeeld kreeg de naam ‘ Taraxacum officinale ‘waarbij ‘officinale ‘aanduidt dat we hier te maken hebben met een plant die geneeskrachtige eigenschappen heeft. En in dat Linnaeus – systeem werd de smient opgenomen onder de dubbele naam ‘ Anas penelope ‘. Anas is het Latijnse woord voor “eend “en penelope verwijst naar de eend die volgens de legende Penelope gered had toen ze in de zee werd gegooid. Haar naam komt van het Klassiek Griekse πήνη pene, “vlecht , gevlochten haar, weefsel ” and ὤψ ops “verschijning “, maar ook wel een vorm van het Griekse werkwoord lepein , uithalen. Toen haar echtgenoot Odysseus rondzwierf na de gewonnen bij Troje, moest zij de vrijers die met haar wilden trouwen, van zich afhouden. Dat deed ze door telkens op haar weefgetouw een lijkwade uit te halen. Terwijl ik nog wat nadroom over dat verhaal, brengt een mitrailleursalvo van een scholekster [ Haematopus ostralegus L. ] ergens in het noordoosten, me hardhandig bij de les. Ik ben dan ter hoogte van de rij meidoorns . Ineens zie ik iets bewegen tussen het hoge gras in de berm. Een mannetjeseend met een wit befje zit daar verscholen tussen het opgeschoten fluitenkruid [ Anthryscus sylvestris L. ]. Het rare is dat onze hond hem gewoon voorbij is gelopen. De eend kijkt me verbaasd aan, vliegt een paar meter op en duikt weer de berm met fluitenkruid in. Ik ben bang dat ik niet alert genoeg ben en kijk nu scherp om me heen. Laag vliegt een kraai over de wei links, doelgericht op weg naar het zuidwesten. Ik kom nu vlakbij de hoek voor het laatste stuk van het pad. Gek Twee jonge aalscholvers [ Phalacrocorax carbo L. ] zijn vanmorgen de eerste van hun soort die uitvliegen. Ze hebben de nacht doorgebracht in de bomen op de hoek van de Kardingemaar. Vanuit het dorp komt de Wielrenner met de Grote Rugzak en de fluorescerende Groene Helm deze kant op. Met flinke snelheid passeert hij mij, beantwoordt mijn groet door zijn hand op te steken in het voorbijgaan. Ik ben er toch vanochtend niet helemaal bij met mijn gedachten, merk ik. Vandaag komt de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen onder leiding van Groen Links – Tweede Kamerlid Tom van der Lee naar Groningen om met een aantal mensen te praten. Dat zijn zowel mensen die zij hebben uitgenodigd als anderen. Zal het helpen, vraag ik me af om uit te zoeken hoe het toch gekomen is dat mensen zo lang door de NAM aan het lijntje zijn gehouden, iedere keer dat er aan hun huis of boerderij schade was ontstaan door de gaswinning. Bij ons huis inmiddels vier keer. Zo lang werden ze bezig gehouden met onderzoeken, tegenonderzoeken en heronderzoeken, zo torenhoog werden hun dossiers, dat zij totaal murw zijn geslagen,ziek, gek of sommigen van pure ellende overleden zijn. Ik hoop dat er niet alleen naar hen geluisterd wordt maar dat de commissie ook het vermogen heeft om zich echt in hun situatie te verplaatsen. Je huis is je huid. Je gaat dood als daar gaten in vallen. Stel je dat maar eens voor, als het jezelf betreft. …………………………………………………………. (wordt vervolgd ) Iedere ochtend tussen 04u00 en 07u00 doet Kees Willemen, journalist en (politiek ) tekenaar uit Onderdendam (Gr.) een ‘Winkelhaakje ‘. Dat is een wandeling van ongeveer 25 minuten met zijn hond Nantske ( een elf jaar oude Golden Retriever –jachtlijn ) aan de oostkant van het Boterdiep in Onderdendam, een klein dorp van 595 inwoners , 14 kilometer ten noorden van de stad Groningen. Dit is al weer de zevende jaargang van ‘ De winkelhaak ’. Nieuws