11 januari 2023 Onderdendam ( Gr. ) Woensdag 11 Januari 2023, 06u50: “ ZW- wind. Windkracht 4. Althans dat geeft de weersite op, die ik voorafgaand aan de wandeling altijd raadpleeg. Maar zo hard waait het echt niet, wel stevig , ik schat iets tussen windkracht twee en drie. Het is bewolkt maar wel voor zeker negentig procent een egaal wolkendek. Alleen niet zo compact van structuur. Wel sluit het in het oosten de horizon naadloos af. Alleen in het noordoosten is iets te bekennen van de toplichten van het windmolenpark bij de Eemshaven. Niet meer dan vier rode lichtjes pinkelen daar. Met onze hond Nantske sta ik op het hoogholtje naar de lucht te kijken,, het houten bruggetje over het Boterdiep , het kanaal voor ons huis. Ik ben laat. Ik heb me eerlijk gezegd wat verslapen op. Er is al veel verkeer op de weg. Het heeft hard geregend gisteravond en vannacht. Uit voorzorg heb ik mijn regenpak aangedaan, maar het is nu w droog. Dat het nog steeds zo nat is, blijkt uit het zuigende geluid dat de banden maken op het asfalt. Een geluid dat nu zo sterk is dat je de wind niet meer hoort in de treurwilg [ Salix babylonica etcetera L. ] aan de overkant . Pikdonker is het, op iets lichtere strepen in de lucht na handhoog boven de horizon. Een reeks achterlichten vormt een snoer van rode kralen op de Middelstumerweg. Ik draai me half om en kijk over mijn schouder naar boven. Hoog in het westen lijkt de bewolking een stuk dunner te zijn op sommige plaatsen. Een aaneen geklitte verzameling wolkenwatten, daar doet het me nog het meest aan denken. Daar waar verbindingen zijn ontstaan tussen de ‘watten ‘ is de wolkenlaag zo dun dat het licht van de maan er doorheen schijnt. Een honingraatstructuur is het gevolg. Boeiend om dat te zien gebeuren. De maan zelf blijft verborgen. Geen sterren, behalve een, hoog in het noordoosten. Dat is Mizar, de helderste ster van Sterrenbeeld de Grote Beer [ Ursa maior ] . Een blik op het zwarte water beneden: een kalme golfslag. De straat lantaarns weerspiegelen zich in het kanaal in de vorm van smalle, onderbroken strepen. Met Nantske aan de lijn ga ik naar beneden. Voorzichtig hardop de zestien treden tellend. En zet even later de eerste stappen op mijn wandelpad. Laat Nantske vrij. Een kleine meter boven de grond… Maar niet voor lang. In de verte nadert een LED- lamp. Een fietser neem ik aan. Ik grijp Nantske bij haar halsband en wacht op de hoek van de meidoornhaag die de Biermasz- weitjes afscheidt van dat deel van het pad dat het dorp ingaat. Maar heel langzaam vordert de lamp. Is het een fietser die aan het bellen is? Een scholier die zit te klooien met muziek op Spotify? Wanneer de lamp eindelijk een meter of vijf van me vandaan is , zie ik dat een kleine meter boven de grond er een ronde krans van rode lichtjes meeloopt. Iemand met een hond dus. Jan Dijkema kan het niet zijn want die heeft zijn hond altijd los. Ik posteer me half voor Nantske en grijp haar nog steviger vast. ‘Goedemorgen ‘, roep ik naar de onbekende. Er komt antwoord van een stem die ik herken. De hond is een hond waarmee Nantske slecht opschiet. Dat gaat soms zo bij honden. Dat kan zonder dat er ook maar ooit een aanleiding voor is geweest. Ik grijp onze hond nog extra vast. De eigenares van de stem passeert met een ruime bocht en gaat het schelpenpad op. Dan met bovenmenselijke kracht wurmt Nantske zich toch los, gooit me bijna omver, rent het schelpenpad op. In de worsteling die ontstaat verliest Dorpsgenoot haar evenwicht of wordt tegen de grond gegooid door de twee honden. Ze ligt daar ineens . Ik grijp Nantske weer bij haar halsband en sleur haar van de andere hond weg. Vraag Dorpsgenoot of ze iets gebroken heeft. Of gekneusd. Met een woedende hond in de ene hand, zoek ik naar haar lamp die ik ergens in het gras van de berm zie liggen . Vraag opnieuw hoe het met haar is . Ze is weer overeind gekomen en zegt dat ze het niet weet. Ik gooi haar de lamp toe, die ze vangt. Geschrokken gaan we uit elkaar. We moeten allebei doodsbleek zijn, maar zoiets zie je in het donker niet . Beroerd blijf ik er de hele wandeling van. Akelig rauwe flarden Spreek mezelf toe dat ik mijn concentratie in geen geval mag verliezen. De maan heeft zich in de tussentijd voor het grootste deel ontworsteld aan de wolken. Verlicht de velden rondom en het pad voor me, dat dof glanst van het vocht. Ik heb aanvankelijk niet in de gaten gehad dat het heel licht is gaan motten. Een blik de hemel in naar het zuidwesten laat een wolkenlucht zien die zich heel snel verplaatst. De maan beschenen wolken hebben geen ronde koppen maar akelig rauwe flarden. Alsof ze met grote kracht zijn los gescheurd. De motregen stopt abrupt. Ik sla de hoek om en kan zeker nu honderd meter ver kijken. Heel goed te zien is ook de omheining die links in de wei de schapen moet binnen houden, te zien. De maan weerspiegelt zich in de sloot rechts en loopt mooi met me mee. Ik loop door maar merk dat ik nog over heel mijn lijf tril. Hoop dat Dorpsgenoot niet verkeerd terecht is gekomen of vreselijke pijnen lijdt. Ben door mijn hond zelf ook een paar keer tegen de grond gegaan wanneer ze tekeer ging tegen de honden van de buren. Flinke spierpijn en wat licht gekneusde botten waren het gevolg. Probeer me weer op het landschap rondom te concentreren. Dat ligt er vredig bij. Ik ben onbewust steeds sneller gaan lopen. De silhouetten van de esdoorns [ Acer pseudoplatanus L. ] bij de ingang van de ree naar herenboerderij de Haver steken haarscherp af tegen de maanverlichte lucht. Ieder tak, ieder twijgje kun je zo uittekenen. Ik ben dus op mijn keerpunt gearriveerd , draai me om en ga op de terugweg. Eenmaal binnen gehoorsafstand… Kijk om me heen, ook om niet steeds aan dat hondenincident te hoeven denken en zijn mogelijke gevolgen. Een trekker met zwaailicht rijdt de Fraamweg op, passeert een auto. Dat heeft plaats zo’n drie kilometer hier vandaan. In het donker kun je ver kijken. Zoals naar een tweede helder schijnende fietslamp die nu uit de richting van het dorp komt en inmiddels heel snel de hoek om is, deze kant uitkomt nu. Ik groet de fietser, zodra die binnen gehoorsafstand is. Er komt een groet terug : Willy Beenes die naar de Regenboogschool in Bedum fietst, waar ze les geeft. Dan moet het inmiddels tegen half acht lopen. Klopt, want de bus van half acht rijdt via de Middelstumerweg net Onderdendam binnen. Nantske loopt een meter of vijf voor me . Stopt plotseling en begint te grommen richting de eerste essen- stobbe. Blijft grommen en blaft dan kort. Het kan van alles zijn. Een wezel die in het donker passeert. Een rat in de sloot die zijn kop boven het water steekt of een wintergeest. Dan loopt onze hond weer door alsof er niets gebeurd is. We slaan de hoek om voor het laatste stuk. Kletskale kanten Dat geeft weinig inspiratie. Nu het gemot heeft, glanst het pad mooi van het vocht. Een tweede maan neemt een bad in de sloot rechts van het pad . Die is de afgelopen maand minutieus schoongemaakt. Aan beide kanten is het riet verwijderd en hij is gebaggerd. Iedere mogelijkheid voor dieren die in en om het water leven om enige dekking te vinden is nu verwijderd. Dat is anders dan het advies van Waterschap Noorderzijlvest luidt. Die adviseert om altijd één rietkraag te laten staan voor de volgende lente als rietzangers terugkomen van de wintertrek. En het is ook prettig voor de pullekes of kuikens van eenden. Die kunnen zich tussen zo’n oever begroeiing verschuilen tegen blauwe reigers en andere jagers op klein grut. De combinatie water en boeren, denk ik al een tijd, is rijp voor misverstanden. Het zou toch een mooi huwelijk kunnen zijn. Nu we door de klimaatverandering last krijgen van zeer natte winters en vaak langdurige droogte in het voorjaar, zoals de laatste drie jaar laten zien, zou waterberging op het land in de directe omgeving, dus eventueel een hoog waterpeil in de sloot goede uitkomst bieden. Maar over het algemeen houden boeren nog heel streng vast aan het principe om hun percelen zo droog mogelijk te houden met een laag grondwaterpeil zodat zware machines bij de eerste bewerking in februari de wei in kunnen en niet wegzakken in de drassige bodem. Om bijvoorbeeld het dooie gras te kunnen losscheuren van de zoden, het perceel te egaliseren door molshopen te verwijderen. En mest uit te kunnen rijden half februari. Hoe het anders kan. Hier en daar ruimte maken voor plas- dras stukken. Dat trekt weidevogels aan. Daarvoor kun je subsidie krijgen. Later maaien. Misschien een ander mestsysteem. Meer vaste mest. Begrijp me goed, alles heeft consequenties voor de algemene bedrijfsvoering. Het moet uitkunnen zodat de boer gemotiveerd raakt een andere weg te kiezen. Als ik die kletskale slootkanten zie, vraagt de kwaliteit van het landschap er niet alleen om, maar smeekt het bijna luidkeels: ‘Doe het asjeblieft anders ‘…………………………………………………….. ( wordt vervolgd ) ( ’s Middags appt Dorpsgenoot om 12u23 vanuit de Eerste Hulp waar een foto is gemaakt: “Dag Kees, goed nieuws. Niks gebroken “. ) Iedere ochtend tussen 04u00 en 07u00 doet Kees Willemen, journalist en (politiek ) tekenaar uit Onderdendam (Gr.) een ‘Winkelhaakje ‘. Dat is een wandeling van ongeveer 25 minuten met zijn hond Nantske ( een elf jaar oude Golden Retreiver – jachtlijn ) aan de oostkant van het Boterdiep in Onderdendam, een klein dorp van 595 inwoners, 14 kilometer ten noorden van de stad Groningen. Nieuws