Onaangename waarheid: lagere sociale klassen vaker slachtoffer van overgewicht 1 juni 2023 DEN HAAG – Het Centraal Bureau voor de Statistiek bevestigt opnieuw een onaagename waarheid: de epidiemie van overgewicht houdt aan en kinderen uit de lagere sociale milieus zijn daar harder slachtofffer van dan die uit de welgestelde klassen. Van de kinderen en jongeren van 2 tot 25 jaar had 17 procent in 2022 overgewicht. Vooral 18- tot 25-jarigen zijn vaak te zwaar. Een kwart van deze jongeren had overgewicht, waarvan 7 procent ernstig overgewicht, obesitas. Overgewicht wordt weergegeven met de Body Mass Index (BMI), gebaseerd op lengte, leeftijd en gewicht. Voor volwassenen geldt een BMI van 25 of hoger als overgewicht en een BMI van 30 of hoger als ernstig overgewicht (obesitas). Voor kinderen en jongeren tot 18 gelden andere grenswaarden. Deze waarden hangen af van de leeftijd en het geslacht. Het percentage kinderen en jongeren met overgewicht is toegenomen. In 2014 had 15 procent van de 2- tot 25-jarigen overgewicht. De toename is vooral te zien bij 18- tot 25-jarigen: van 21 procent in 2014 naar 25 procent in 2022. Het aandeel jongeren met obesitas is sinds 2014 gelijk gebleven. Ook de constatering dat jongeren met een Nederlandse herkomst het minst vaak overgewicht hebben, is niet nieuw (15 procent). Bij jongeren met een herkomst buiten Europa komt overgewicht met 24 procent het vaakst voor. Jongens en meisjes hebben ongeveer even vaak overgewicht. Dat zelfde geldt voor het opleidingsniveau van de ouders en de vraag of ouders zelf overgewicht hebben. Zo kwam in 2018/2021 onder 2- tot 12-jarigen met ouders die maximaal een vmbo-opleiding hebben afgerond obesitas drie keer meer voor dan onder kinderen met ouders die hbo of universiteit hebben afgerond. Ook bij kinderen met minstens één ouder met obesitas komt ernstig overgewicht vaker voor. Bijna de helft van de jongeren van 4 tot 25 jaar voldoet aan de beweegrichtlijnen die zijn opgesteld door de Gezondheidsraad. Volgens de beweegrichtlijn uit 2017 voldoen jongeren van 4 tot 18 jaar hieraan als ze minstens elke dag een uur matig intensieve inspanning, zoals wandelen en fietsen, verrichten en minstens driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten verrichten. Personen vanaf 18 jaar moeten minstens 2,5 uur per week matig intensieve inspanning te verrichten verspreid over diverse dagen en minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten te verrichten. Jonge kinderen voldoen vaker aan de beweegrichtlijnen dan jongeren van 12 tot 18 jaar (57 tegen 33 procent) De bewegingsarmoede begint hier. Onder 18- tot 25-jarigen voldoet 51 procent aan de richtlijnen. Berto Merx Nieuws