Opinie: Waarom onze democratie niet goed functioneert 15 april 2021 Een maand na de Tweede Kamerverkiezingen is er van formeren nog weinig sprake. Ten tijde van de grootste naoorlogse crisis is de Nederlandse politiek vleugellam geslagen door een foto van de aantekeningen van verkenner Kajsa Ollongren. ‘Positie Omtzigt, Functie Elders’. De personen die aanwezig waren tijdens het verkenningsgesprek hadden last van collectief geheugenverlies. Afijn, het is bekend. In navolging van Omtzigt wordt er in heel Nederland een discussie gevoerd over macht en tegenmacht, regeerakkoorden en fractiediscipline. Achterkamertjespolitiek is taboe. Het is een discussie van alle tijden. Dat demissionair minister-president Rutte al tien jaar overal mee weg lijkt te komen is dan ook een doorn in het oog van de Tweede Kamer. De eerste reactie is dan ook vaak dat de Tweede Kamer beter in positie moet worden gebracht. Er is echter veel meer aan de hand. Er zit een olifant in de kamer en er is bijna niemand die hem ziet. Er voltrekt zich een stille ramp in veel Westerse democratieën. Het wordt pijnlijk duidelijk als we naar de vertrouwenscijfers van belangrijke democratische instellingen in Nederland en de Europese Unie kijken. Het vertrouwen in de nationale parlementen staat op een dieptepunt, slechts 27 procent van alle EU-burgers heeft vertrouwen in haar volksvertegenwoordigers. Ook de Europese Unie scoort laag, 33 procent van de 450 miljoen inwoners heeft vertrouwen in de Europese Unie. Politieke partijen, de pers en nationale regeringen, ze scoren allemaal soortgelijke dramatische vertrouwenscijfers. Wat is er aan de hand? De Vlaamse cultuurhistoricus en schrijver David van Reybrouck stelt in zijn boek Tegen verkiezingen dat Westerse democratieën te maken hebben met een legitimiteitscrisis en een efficiëntiecrisis. Allereerst de legitimiteitscrisis. Legitimiteit gaat over draagvlak. Voel ik mij vertegenwoordigt door de politiek en kan mij vinden in het beleid? Een symptoom van deze crisis is dat mensen steeds grilliger gaan stemmen. De kiezers wijken steeds vaker uit naar de politieke flanken, zowel op links als op rechts. Deze politieke partijen beloven met populistische retoriek vaak gouden bergen, maar als puntje bij paaltje komt dan blijft het vaak bij schreeuwen aan de zijlijn. Het is echter niet vreemd dat deze politieke partijen in tijden van grote verandering en politiek falen goed scoren. De ‘gevestigde orde’ heeft volgens deze groep kiezers veel problemen niet of niet goed aangepakt. Wij moeten dan ook niet vreemd opkijken wanneer deze groep uitwijkt naar alternatieven op de flanken. Ten tweede hebben Westerse democratieën te maken met een efficiëntiecrisis. Nationale regeringen krijgen steeds minder voor elkaar. Ze zijn gebonden aan de nationale staatsschuld, Europese wetgeving, multinationals met steeds meer macht en internationale verdragen. Hoe veel infrastructurele- en ICT-projecten zijn de laatste jaren wel niet misgelopen onder de supervisie van de overheid? Doordat het regeren steeds moeilijker wordt zijn politieke partijen steeds wantrouwender tegenover elkaar. Dit resulteert in steeds langere formatieprocessen en dikkere regeerakkoorden. Vaak wordt het regeren ook nog eens afgestraft door de kiezer. Daar kan de PvdA na het kabinet-Rutte II wel over meepraten. Regeren is vaak halveren. De politieke partijen kijken wel uit dus. En die Tweede Kamer, is dat wel zo’n goede afspiegeling van de samenleving? Het antwoord is vrij kort: nee. Maar liefst 90 procent van de Tweede Kamer is universitair opgeleid. In de gehele samenleving ligt dit percentage op 16 procent. Ook de man-vrouwverhouding, de leeftijdsverhouding, de regionale spreiding en de verhouding van het aantal personen met een biculturele achtergrond zijn niet goed verdeeld. In hoeverre kun je dan spreken van een representatieve democratie? Het is dan ook niet heel vreemd dat de burger het gevoel krijgt dat hij of zij niet vertegenwoordigt wordt de politiek. Ook zijn democratieën heel gevoelig voor de waan van de dag. Het is electoraal vaak slimmer om veel ophef voor de bühne te maken dan concreet bezig te zijn met grote problemen en beleidsmatige oplossingen. Pieter Omtzigt (CDA) en Renske Leijten (SP) hebben zich jarenlang ingezet voor de gedupeerden van de toeslagenaffaire. De beloning voor beide partijen? Zo’n 30 procent minder stemmen. En dan nog de periode voor en na de verkiezingen. Dit is een periode waarin het besturen van het land bijzaak lijkt te zijn. Iedereen is bezig om herkozen te worden. De democratie lijdt dan aan ‘verkiezingskoorts’. Politici zijn te vinden aan elke talkshowtafel waarin elk verschil wordt uitvergroot. In Nederland werden wij getrakteerd op driemaal een debat Rutte-Wilders. Heerlijke tv voor programmamakers. Verschillen worden uitvergroot, er wordt met modder gegooid, het kan allemaal niet op. Maar wat heeft de burger aan ingestudeerde oneliners en hypocrisie? Een democratie heeft dus zo zijn zwakheden. Het probleem is dat wij ons een democratie zonder verkiezingen niet meer voor kunnen stellen. Je moet toch vertegenwoordigt worden? Het paradoxale is dat verkiezingen ooit geïntroduceerd zijn als niet-democratisch instrument. Net na de Amerikaanse- en Franse revolutie eiste het volk meer zeggenschap. Men was klaar met alleenheersers. Het probleem was echter dat de afstanden in een staat zeer groot waren, de vervoersmiddelen traag, er veel minder communicatiemiddelen waren en een bevolking die grotendeels analfabeet en ongeschoold was. Dat de elite niet zo’n hoge pet op had van de bevolking is een understatement. Democratie betekent dat het land bestuurt wordt door het volk. Verkiezingen waren een goede optie voor de elite. Lang niet iedereen kon in het begin stemmen. De helft van de bevolking, het vrouwelijk geslacht, mocht per saldo al niet stemmen. Reken daar de niet-witte mensen en de personen die te weinig belasting betaalden bij op en je hebt een klein, relatief controleerbaar gezelschap. Heel democratisch dus, dat stemmen. En oké, in volwaardige democratieën is er nu algemeen kiesrecht, maar ook dat heeft dus zo zijn zwakheden blijkt. Wat werkt dan wel? We zijn het bijna vergeten, maar ruim tweeduizend jaar geleden werd er in de Griekse stadstaten volop politiek bedreven door middel van loting. Er waren vier staatsorganen die grotendeels door loting werden samengesteld. Alleen bijvoorbeeld een legerleider werd aangesteld op basis van zijn kwaliteiten. De oude Grieken zagen het voordeel in van gemeenschappelijk bestuur. Het zorgde voor welvaart en vrijheid. Ze waren echter als de dood voor te machtige personen. Om dit te voorkomen werden er tal van waarborgen ingebouwd. Zo werd elk orgaan, bijvoorbeeld het wetgevende orgaan, samengesteld door middel van loting. Men kon bepaalde functies maar één keer bekleden en nooit langer dan een bepaalde periode. Indien iemand toch te machtig werd kon hij verbannen worden. Ook vandaag de dag zijn er veel landen aan het experimenteren met loting in de vorm van burgerfora. En wat blijkt? Gelote burgerfora zijn allereerst een betere afspiegeling van de samenleving. Daarnaast zijn burgerfora niet bezig met herverkiezing, de waan van de dag en zijn ze onafhankelijker dan de door lobbyisten beïnvloedde politici. Westerse democratieën staan onder grote druk. Het wantrouwen in de politiek groeit, vaak met goede reden. De discussie die nu gevoerd wordt over macht en tegenmacht is broodnodig, de burger moet hierin echter niet vergeten worden. Het wederzijdse wantrouwen tussen de overheid en de burger kan niet van de ene op de andere dag hersteld worden, maar doorgaan op de huidige manier is op de lange termijn alles behalve houdbaar. Julian Uil Nieuws