6 juli 20226 juli 2022 Onderdendam ( Gr. ) Woensdag 6 Juli 2022, 05u55 ( Zomertijd ): “ WNW- wind. Windkracht 2. Zwaar bewolkt. Een heel donker wolkendek met een kleur van steenkoolgruis. De wolken hangen laag over het land in het westen en het noorden. In het oosten is er een smalle spleet in dat wolkendek waardoor zonnestralen lekken naar de aarde. In het zuiden ontbreekt dat wolkendek voor het grootste deel. Maar daar hangen hier en daar wel smalle horizontale strepen bewolking. De lucht daarachter is teerblauw. De witte strepen zijn aan de rand rozerood . Met onze hond Nantske staar ik naar de dreigende lucht in het westen die steeds donkerder wordt. Huismussen [ Passer domesticus L. ] tsjilpen zachtjes onder de dakpannen van ons huis.. Zegt die onheilspellende lucht in het westen dat er binnenkort een dik onweer met harde buien verwacht wordt? Wat daar tegenspreekt is dat links en rechts van de brug het wateroppervlak volkomen spiegelglad is. Geen watervogel te zien. Links aan de overkant komt op tachtig meter hoogte een zwarte kraai [ Corvus corone L. ] meheel relaxt tegemoet vliegen.. Dan maken zich achter de wilgenstruik vier wilde eenden [ Anas platyrhynchos L. ] los van de oever. Ze steken met zijn vieren het kanaal over. Waaieren dan uit en beginnen naar onderwater- beestjes en – planten te zoeken tussen de begroeiing aan de Bedumerweg-kant. Even een rukje aan de lijn en met Nantske ga ik het bruggetje af, het schelpenpad op. Rechts vanaf de ree van Annemarie de Haan vliegt een houtduif [ Columba palumbus L. ] op. Ik volg de vogel die hoogte neemt om over de top van de wilgenstruik heen te komen en waarvan de lichtgrijze vleugels scherp afsteken tegen de zwarte hemel. De Mordor-achtige lucht pal boven ons huis voorspelt nog steeds weinig goeds. Het is opvallend stil. Bijna geen verkeer. Ik ga toch maar door en zet de eerste stappen op het wandelpad. Ontroerende knieën Een meeuw komt over op vijftig meter hoogte. Uit het oosten klinkt een merkwaardig geluid: ‘ Bie ..bie…bie…bie…bie…’ . Dan een stipje als een gerstekorrel zo klein met opzij snel op een neer gaande vleugels op zeker honderd twintig meter hoogte. Ik kijk naar het silhouet van een regenwulp [ Numenius phaeopus L. ]. Hij trekt hoog over ons heen naar het westen. Ikkijk hem na, sla de hoek om en kuier richting de Bedumerwijk Ter Laan. Onmiddellijk springen de lege percelen van Harm van der Giezen in het oog. Fris groen van kleur. Rechts wordt die enorme leegte onderbroken door vier zwarte spikkels. Twee wat dikkere, dat zijn twee volwassen, zwarte kraaien. En twee veel slankere vogels , hun kinderen. Vorig jaar bedelden ze nog om voedsel bij hun ouders, tot vervelens toe. Het zijn mijn ‘Huis’- kraaien, zoals ik het kraaiengezin noem, dat ik al jaren volg. In het wild worden kraaien overigens gemiddeld zelden ouder dan vier jaar. Een nieuw stipje verschijnt. En het duurt even voordat duidelijk wordt of het mijn vaste passant is, de Onbekende Fietser 7.0. of niet. Maar het duurt te lang. Het is dus een nieuweling. En inderdaad de fietser zit veel lager op zijn ‘ ijzeren ros ‘. Het is de Onbekende Fietser 8.0. . Een jongeman met een bril op, een vriendelijk gezicht dat ‘Hoi ‘zegt. Kort stiekeltjes- haar. Halflange korte broek , blote, ontroerende knieën. Ik kijk eens om me heen. Rechts in de verte ontlast zich een bui over de Oude Ae. Aan de overkant tegen het erf van Harm van der Giezen aan zit een menigte van zeker vijftig kraaien en meeuwen in een verder lege wei. Een paar van hen vliegen op. Precies op het moment dat ik mijn keerpunt bereik , de ree van herenboerderij de Haver. Ik draai me om en ga op de terugweg. ‘ Heidepiken “ Het blijft stil. Nog even kijk ik achterom naar de omgekeerde Nederlandse vlag aan de hoge mast voor de boerderij van Harm van der Giezen. Het symbool van de ‘Boerenopstand ‘. Gisteren reden Geliefde en ik door het Groningse Middag Humsterland naar de Friese streek die de Wôlden wordt genoemd. We moesten naar Zwaagwesteinde of ‘ de Westereen ‘zoals de Friezen dat dorp noemen. Overal zag je daar die omgekeerde vlag. Opmerkelijk want de boerenbedrijven zijn daar een stuk kleiner. Hier op het Hogeland heb je boeren met eindeloos meer hectaren. En zie je die vlag ook wel. Maar niet overal en niet bij iedereen. Waarom daar zo massaal? Daar heb ik wat redenen voor vergaard. Onder de Wôlden op de grens van Friesland en Groningen wordt een ‘omvangrijk gebied gerekend van meerdere gemeenten, Kollumerland, Nieuwkruisland , Dantumadeel, Achtk arspelen, Opsterland , Smallingerland en het grootste deel van Tietjerksteradeel en noordelijk Oostellingwerf. De Friese Wouden liggen op relatief hoge zandgronden, terwijl de Friese kuststrook een zeeklei—geestlandschap vormt. De daar typische terpenbouw ontbreekt in de Wouden. Kenmerkend is het zogenaamde coulisselandschap dat gevormd wordt door houtwallen, die dienstdoen als afscheiding’ [ Bron: Wikipedia , net als de volgende citaten ]. ‘ De Friese Wouden is geen streek met een grootschalige landbouwtraditie. Typisch zijn de ‘gerniers’, keuterboertjes die vooral in hun eigen onderhoud voorzien. De streek stond bekend om zijn handelskarakter; vooral in de 15e eeuw was de streek een levendige vrijmarkt voor allerlei waar, met name kaas en wol. (….)De bevolking van de Wouden heeft een veel gemengder karakter dan van die van de kuststroken. De uitgestrekte heidevelden hebben eeuwenlang onderdak geboden aan migranten, waaronder Westfalers, Saksers, Joden, Roma en Sinti( … ). Bewoners van de Friese Wouden worden wâldpiken, wâldsjers of heidepiken genoemd. (…) ‘ Die streek in de Wôlden heeft historisch een geschiedenis van kleine revoltes gehad. Vaak ongeleid en van sterk anarchistisch karakter. Een gebeurtenis is nauwkeurig beschreven door Jelte Oltjof in Groniek, historisch tijdschrift, waaruit ik uitgebreid nu ga citeren , vooral omdat het wat zegt over het diepgewortelde sentiment dat mijns inziens nu ook tot uiting komt daar in de ‘boerenopstand ‘tegen het stikstofbeleid.[ Op het moment dat ik dit schrijf nota bene staan boeren dreigend met hun tractoren voor het politiebureau in Leeuwarden om de vrijlating te eisen van een 16-jarige jonge actievoerder na een schotenwisseling in de buurt van Heerenveen. Dit na een oproep van Farmer Defence Force woordvoerder Marc van den Oever op YouTube ] : Radicale revolutionairen ‘In de regio Kollum kwam aan het eind van de achttiende eeuw een gewelddadige verzetsbeweging op gang tegen centralisatieplannen van het Bataafse bewind, waarbij uiteindelijk een dozijn doden en vele gewonden vielen.( …) Nergens in Nederland was tijdens de Bataafse tijd de spanning tussen eenheid en verscheidenheid beter zichtbaar dan in Friesland. De provincie vormde enerzijds een broedplaats en verzamelpunt voor een aantal van de meest radicale revolutionairen als de voormalige Franeker hoogleraar Johan Valckenaer en journalist Gerrit Paape. Anderzijds vocht Friesland tegelijk hartstochtelijk (en tevergeefs) tegen de vorming van een Nederlandse eenheidsstaat. Aanvankelijk behoorden Friese patriotten als Coert Lambertus Van Beyma in woord en daad tot de meest enthousiaste pleitbezorgers voor radicale bestuurlijke vernieuwing in de Republiek, maar na 1795 zagen zij zich in toenemende mate geconfronteerd met de op Franse leest geschoeide eenheidslogica waarin steeds minder plek was voor lokale verschillen. Friesland: enfant terrible Maar wat maakt nu dat juist in Friesland het verzet zo opvlamde? Voor het beantwoorden van die vraag is het van belang eerst te benadrukken dat het verzet tegen eenwording in Nederland zeker niet beperkt was tot Friesland. Dit hangt samen met het sterk federale karakter van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar de Bataafse revolutionairen korte metten mee wilden maken. Onder de oorspronkelijke Unie van Utrecht van 1579 bevond het bestuur van de Republiek zich in een permanente spagaat tussen de eenheid van de gewesten onderling en het behoud van hun particuliere belangen ‘ (…)’ Friesland gold binnen de Republiek volgens historicus Hotso Spanninga al in de zeventiende eeuw als het enfant terrible van het bondgenootschap vanwege haar eigengereidheid en weigering om te buigen voor de wil van Holland. Spanninga verklaart de Friese houding onder meer door te wijzen op het relatieve ‘geografische isolement’ waarin Friesland zich bevond ten opzichte van Holland, dat werd gezien als een overzees gebied. Spanninga wijst ook op de relatieve autonomie die Friesland ten opzichte van andere gewesten genoot in de Middeleeuwen en dat ‘van alle Nederlandse gewesten (…) Friesland ongetwijfeld de minste ervaring [had] met een landsheerlijk bestuur.’ Dit alles vertaalde zich in een zekere argwaan en onbuigzaamheid tegenover het centrale gezag dat ook de Friese houding tegenover de revolutionaire machthebbers in Den Haag zou kenmerken. De spanningen tussen het machtige Holland en de periferie liepen al tijdens de omwenteling van 1795 hoog op.’(…)’ Aanvankelijk spitste het conflict tussen unitaristen en federalisten zich toe op de noodzaak voor een verkiezing van een Nationale Vergadering, waartegen Zeeland en Friesland zich tot het laatst bleven verzetten. In wat al snel een trend op nationaal niveau zou worden, werd het verzet van de Friese provinciale bestuurders pas gebroken nadat gewapende radicalen in januari van 1796 een coup pleegden waarna de gematigde bestuurders werden afgezet en opgesloten in het Blokhuis in Leeuwarden. De gezuiverde volksvertegenwoordiging stemde kort daarop in met de vorming van de Nationale Vergadering. De coup laat zien hoe verdeeld de Friese revolutionairen onderling waren en dat het verzet tegen een radicalere koers onder de oppervlakte broeide. In het licht van deze gebeurtenissen is het niet verwonderlijk dat juist in Friesland delen van de bevolking zich openlijk en soms met geweld verzetten tegen de eenheidswens van de radicale Bataafse bestuurders. Uithoek Het bekendste voorbeeld hiervan is het bloedige Kollumer Oproer van 1797, waarin een aantal dorpen in de Friese Wouden (met name Kollum en de Zwaagwesteinde) zich roerden tegen de centralisatieplannen voor de dienstplicht en plaatselijke milities. Het Kollumer Oproer is zonder twijfel de meest bloedige opstand tegen het Bataafse regime in Nederland, maar heeft nooit een prominente plek gekregen in de literatuur over de Bataafse tijd. In de overzichtswerken over de periode—bijvoorbeeld Rosendaal en Jourdan—komt het Oproer niet voor, wat in sommige gevallen samenhangt met de beperking tot hetgeen op nationaal niveau plaatsvond. Zelfs Schama, die in verhouding veel aandacht besteedt aan de gebeurtenissen buiten Holland, rept niet over het Oproer in de Friese Wouden. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat het Oproer slechts enkele dagen in februari van 1797 duurde en dat in de Bataafse tijd wel vaker onlusten uitbraken die met geweld werden neergeslagen. Bovendien vond het Oproer plaats in wat voor velen indertijd—en zelfs vandaag de dag—gezien werd als een uithoek waarvan sommigen zelfs binnen Friesland nooit hadden gehoord. Tegelijk waren het Oproer en de nasleep ervan ook buiten Friesland veelvuldig in het nieuws en in omvang en felheid uitzonderlijk, aangezien er bij eerdere onrust vrijwel nooit dodelijke slachtoffers vielen.’(….) Overdekt gat in de grond… ‘ De directe aanleiding voor het Oproer bevestigt dit beeld. Het geweld in de Friese Wouden was een reactie op de invoering van de algemene dienstplicht vanuit Den Haag in september 1796. (….) De vlam sloeg pas echt in de pan in de Friese Wouden in februari van dat jaar. Dat juist in de noordoostelijke Friese Wouden een fel verzet opkwam heeft alles te maken met de zogenaamde heidedorpen en de bevolking die er leefde. Deze dorpen vormden zich rondom bestaande kernen als Kollum op de arme heide- en dalgrond die na veen- ontginning overbleef. Ze werden bewoond door arbeiders—vaak voormalige veenarbeiders—die hun schamele opbrengsten uit seizoensarbeid aanvulden met bedelen, handel in zelfgemaakte producten en in sommige gevallen met criminaliteit. In zijn studie naar de heidedorpen laat Spahr van der Hoek zien dat de streek werd gekenmerkt door een ‘allesoverheersende armoede’ en daarmee gepaard gaande gewelddadigheid, zedeloosheid, drankmisbruik alsook minachting voor gezag en grote onderlinge solidariteit en geslotenheid naar buiten toe. Heidedorp- bewoners leefden vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Verzet in de Friese Wouden in plaggenhutten (spitketen genaamd) die soms niet meer waren dan een overdekt gat in de grond. De dorpen groeiden snel in de achttiende eeuw als gevolg van de grote gezinnen—zes kinderen was geen uitzondering—en de aanzuigende werking op eenieder die voor wat voor reden uit de omliggende dorpen was verstoten. Hoewel de precieze aantallen onduidelijk zijn, speelden de inwoners van deze heidedorpen een prominente rol in het Oproer. Met name uit Kollumerzwaag en het oostelijk gelegen Westeinde van dat dorp, Zwaagwesteinde genoemd of de Westereen in het Fries, was het verzet tegen de dienstplicht groot. Hierbij speelde de reeds genoemde afkeer van gezag van buiten (lokaal, provinciaal, nationaal) een belangrijke rol. Weinig heidedorp- bewoners voelden er voor de wapens op te nemen voor een republiek waar zij noch om gevraagd hadden, noch iets van verwachtten. De woede richtte zich ook op het feit dat de autoriteiten zichzelf en hun naasten—studenten, ambtenaren, huisknechten—ontsloegen van de dienstplicht alsook van het betalen van het wapengeld dat geïnd werd om de burgermacht te bekostigen. Toen de plaatselijke autoriteiten in de loop van januari begonnen met het registreren van de dienstplichtigen, was de sfeer in de districten Kollumerland en Dantumadeel om te snijden. Toen de inwoners van Kollumerzwaag op 18 januari naar Kollum werden geroepen voor registratie, vormde zich een gewapende menigte die met geweld en ‘onder de alleryslykste vervloekingen en brutaliseeringen’ toegang tot het gerecht probeerde te krijgen. Toen hen gesommeerd werd zich individueel te melden, weigerden zij één voor één om zich te laten registeren. Dit ging volgens de geïntimideerde plaatselijke ambtenaren hier en daar met ‘een stuurs en dreigend gelaat’ en het zwaaien van een knuppel, en aan het eind van de dag vertrokken de dienstweigeraars zonder een strobreed in de weg gelegd te zijn weer terug naar huis. In Dantumadeel, waartoe Zwaagwesteinde behoorde, voltrok zich eenzelfde schouwspel. Hier bezette een gewapende menigte het gerecht en dreigde dat: ‘hy wie zyn Naam of Ouderdom op geeft [aan de ambtenaren], zal onder onze handen sterven!’ Aan dit dreigement werd grif gehoor gegeven; Kuiper heeft berekend dat in Dantumadeel en Kollumerland zeker driekwart, en voor Zwaagwesteinde alle, ingezetenen weigerden zich te laten registreren voor de dienstplicht. Aan het terughoudende optreden van de autoriteiten kwam een eind in de nacht van 2 op 3 februari, toen de notoire raddraaier Abele Reitzes, die een aantal dagen eerder de registratiecommissie had beschimpt met Oranjegezinde leuzen, werd gearresteerd en opgesloten in het gerechtshuis van Kollum in afwachting van zijn overplaatsing naar het Blokhuis in Leeuwarden. Het nieuws van Reitzes arrestatie verspreidde zich op vrijdag 3 februari razendsnel over de Friese Wouden en een woedende menigte trok naar Kollum waar zij Reitzes bewaarders met de dood bedreigde en met geweld diens vrijlating gelastte. Hiermee kwam het Oproer in een stroomversnelling. Van der Veen geeft een gedetailleerd overzicht van de kleurrijke oproerlingen—onder wie de Joodse Zwaagwesteinder Salomon Levy en een mysterieuze veteraan die zich voor de Hertog van Brunswijk zelf uitgaf—maar mijn beschrijving van het Oproer beperk ik hier, gezien de ruimte, tot de hoofdzaken. Nog voor het eind van de dag bereikte het nieuws van de gewelddadige ontzetting van Reitzes in Kollum zowel de autoriteiten in Leeuwarden als Dokkum. Vanuit beide steden vertrok in het holst van de nacht een expeditie van schutters naar Kollum om orde op zaken te stellen. In de dagen daarop voltrok zich een kat en muisspel tussen de opstandelingen en de verschillende schutterskorpsen die zich kriskras door Kollumerland verplaatsten, dan weer elkaar opjagend, dan weer voor elkaar op de vlucht. Op vrijdag 3 februari wisselden beide kampen voor het eerst schoten uit—de opstandelingen hadden hun vuurwapens buitgemaakt op lokale schutterijen—en vielen de eerste gewonden. Jan Binnes, één van de aanvoerders van het Oproer uit het nabijgelegen Oudwoude, werd overmeesterd en in de Kerk van Kollum vastgezet. Kapitein Hector Feugen, aanvoerder van de Dokkumer schutters, had de rebellen inmiddels nabij Kollumerverlaat verjaagd door hen onder vuur te nemen met zijn veldgeschut. De rebellen hergroepeerden zich echter de volgende dag en joegen Feugen en zijn manschappen op de vlucht terug naar Dokkum. Kollum was nu weer in handen van de oproerlingen, die op gewelddadige wijze wraak namen op de achtergebleven beambten en hun in de kerk opgesloten medestanders prompt bevrijdden. Ook in Dantumadeel brak nu het Oproer los en vernielden gewapende bendes de woningen van plaatselijke notabelen en bedreigden en mishandelden de eigenaren. Hier viel ook het eerste dodelijke slachtoffer van het Oproer: één opstandeling werd neergeschoten nadat hij probeerde een overheidsbeambte te verdrinken. Heel de noordoostelijke Friese Wouden waren nu in rep en roer en de autoriteiten slaagden er niet in de orde te herstellen. Het Dokkumer korps onder leiding van Feugen trok zich terug achter de muren van hun thuisstad, waarmee ze het veld min of meer aan de opstandelingen liet. De opstandelingen, dronken van zowel de buitgemaakte drank als hun succes, trokken daarop naar Dokkum. Hier nam het Oproer een wending. Toen de oproerlingen na het vallen van de avond Dokkum bereikten, toegang tot de stad eisten en weigerden te vertrekken, openden de kanonnen op de stadswal het vuur op hen. Een bloedbad volgde. De rebellen sloegen op de vlucht, vijf doden en talloze zwaargewonden achterlatend. De volgende dag opende het Leeuwarder schutterskorps onder bevel van kolonel Pier van Sloten het vuur op opstandelingen in Kollumerverlaat, waarbij eveneens vijf dodelijke slachtoffers vielen. Op bloedige wijze werd het Oproer gebroken en in de dagen daarna pacificeerden de toegesnelde korpsen de wijde omgeving. De laatste soldaten zouden pas op 23 februari terugkeren naar Leeuwarden, waar hen een waar heldenonthaal te wachten stond. De nasleep van het Oproer was minstens zo bloedig. De Friese autoriteiten traden hard op tegen degenen die zij verantwoordelijk hielden voor de onlusten. Twee van hen—Jan Binnes en Salomon Levy—werden publiekelijk geëxecuteerd in Leeuwarden. Voor minder prominente oproerlingen volgde een combinatie van soms levenslange verbanning, brandmerken, geseling op het schavot, gevangenisstraf tot tien jaar en veroordeling tot het tuchthuis. Zelfs voor die tijd waren dit zware straffen en de meedogenloosheid van het Friese revolutionaire bewind schokte zelfs de Franse gezant François Noël. Hoewel het aantal slachtoffers verbleekt bij de honderdduizenden die omkwamen in de Franse contrarevolutie, was zowel het Oproer als de reactie van de Friese autoriteiten naar Nederlandse begrippen uiterst gewelddadig. Ook in Den Haag deed het de wenkbrauwen fronsen en werd gediscussieerd of en hoe het radicale bewind in Leeuwarden tot de orde moest worden geroepen. De directe betekenis van het Oproer was dat de bestuurders in Friesland onder het vergrootglas kwamen te liggen, hetgeen wellicht verklaart waarom er na 1797 geen verzet van soortgelijke omvang in de provincie meer plaatsvond. Dat het juist in de noordoostelijke Friese Wouden tot een opstand kwam, ligt vooral in de antiautoritaire volksaard van de heidedorp- bewoners, die de plannen voor centrale Bataafse Burgermacht met achterdocht bezagen. Dit verklaart zowel de felheid als de kortstondigheid van het Oproer, alsook het feit dat het tegenwoordig zelfs in de regio Kollum nog maar weinig bekendheid geniet. ‘[ Bron :Jelte Olthof, ‘Verzet in de Friese Wouden. Het Kollumer Oproer (1797 ) en Fries Federalistisch Verzet aan het eind van de achttiende Eeuw ‘in : Groniek, Historisch Tijdschrift , Nr. 223 ( 2020 ) ] Gericht geschoten… Terwijl Geliefde en ik gisteren door een lieflijk landschap in de buurt van Zwaagwesteinde reden , waren we ons geen moment bewust dat twee honderd vijf en twintig jaar geleden hier een ware burgeroorlog had gewoed. Wij zagen alleen bij iedere boerderij, hoe klein ook, die omgekeerde Nederlandse vlag. Wisten wij veel dat acht uur later niet ver hier vandaan agenten op een afrit in de buurt van Heerenveen gericht schoten op boeren in trekkers die op hen inreden, omdat zij vreesden voor hun leven………………………( wordt vervolgd ) Iedere ochtend tussen 04u00 en 07u00 doet Kees Willemen, journalist en (politiek ) tekenaar uit Onderdendam (Gr.) een ‘Winkelhaakje ‘. Dat is een wandeling van ongeveer 25 minuten met zijn hond Nantske ( een elf jaar oude Golden Retriever –jachtlijn ) aan de oostkant van het Boterdiep in Onderdendam, een klein dorp van 595 inwoners , 14 kilometer ten noorden van de stad Groningen. Dit is al de zevende jaargang van de ‘De winkelhaak ‘. Morgen i.v.m. vakantie voorlopig de laatste ‘Winkelhaak’. Op 11 augustus is de ‘Winkelhaak’ er weer. Nieuws