ACHTERGROND – Dierprocessen in de middeleeuwen: bij de beesten af? 28 september 202228 september 2022 Slakken die plechtig verbannen werden omdat ze te veel geknabbeld hadden aan gewassen. Dolfijnen, paarden, mollen en vliegen die in de rechtbank gevonnist werden. Sven Gins onderzoekt dergelijke dierprocessen in de middeleeuwen. Weliswaar hebben wij nu Dierendag en zelfs een Partij voor de Dieren, maar zijn wij humaner? ‘Middeleeuwers zouden zich waarschijnlijk evenzeer verbazen over onze omgang met dieren in de industrie en in de natuur.’ Als een dier voor een kerkelijke rechtbank verscheen, kon de straf oplopen tot het ondergaan van een vervloeking. Bij een wereldlijke rechter liep het vaak gruwelijker af voor de ‘verdachte’. Dieren werden opgehangen, gewurgd, levend begraven, gepijnigd, verbrand, onthoofd. Voor Gins maakt de rariteit van de rechtszaken de realiteit van de dierstraffen niet minder onthutsend. ‘Het ondersteboven ophangen van bijvoorbeeld een levend varkentje tot de dood erop volgt, moet ondraaglijk pijnlijk voor het gestresseerde dier zijn geweest.’ “Wij moeten geen grote broek aantrekken als we de middeleeuwers willen veroordelen” Op basis van zijn huidige NWO-onderzoek bij de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap heeft Gins meer inzicht gekregen in de dierprocessen. ‘De middeleeuwers waren niet achterlijk. Ze waren mensen als jij en ik. Zij wisten ook wel dat dieren niets begrepen van wat in de rechtbank werd besproken, laat staan dat er enig schuldbesef of berouw was. Men geloofde echter wél in een strakke wereldorde, waarin een vaste plaats was toebedeeld aan de mens boven het dier. De strafprocessen deden zich onder meer voor als die veronderstelde orde was aangetast. Een varken “hoort” een mens niet te doden, dus als dat toch gebeurt is de vervolging en bestraffing van het dier een rituele poging om de hiërarchie te herstellen. Voortkomend uit de behoefte dat er ‘iets’ moest gebeuren. Er werden ook praktische maatregelen genomen. Getuigen werden ondervraagd om mogelijk kwaad opzet te ontmaskeren en steeds meer steden verordenden dat varkens niet meer los mochten lopen in de straten.’ ‘Bovendien waren de middeleeuwse cultuur en samenleving bijzonder religieus. Wanneer men schadelijke insecten of knaagdieren niet via praktische middelen kon verdrijven dan kon men via kerkelijke processen beroep doen op hulp van Hogerhand. Verder kregen de dierenprocessen ook een momentum van zichzelf, met name ná de middeleeuwen, in de zestiende en zeventiende eeuw. Voor rechtskundigen, aanklagers en advocaten was het soms een manier om zich te profileren en hun spitsvondigheid en overtuigingskracht te demonstreren. Een goed voorbeeld is Barthélemy Chasseneux, die als advocaat zijn cliënten – een groep ratten, die zich te goed hadden gedaan aan gewassen – wist vrij te pleiten. Hij stelde dat het voor de knaagdieren te moeilijk en gevaarlijk was om in de rechtbank te verschijnen. Dierenrechtszaken brachten hem naam en faam.’ Interessant is hoezeer er in de middeleeuwen een andere visie op het dier bestond dan tegenwoordig (nu wij bekend zijn met natuurlijke evolutie en biologische processen). Gins: ‘Men zag het dier eerder als een soort machine, een robot, die moest functioneren zoals de Grote Uitvinder het had geprogrammeerd. Voor “defecte” dieren, die zich niet zoals voorgeschreven gedroegen, was geen plaats in de menselijke leefwereld. Niet verwonderlijk was de middeleeuwse mens uitermate geïnteresseerd in kunstmatige dieren, die op ingenieuze wijze werden ontworpen. Vorstenhoven wedijverden met elkaar om gasten en het grote publiek te imponeren. Beroemd is het Bourgondische wonderpark van Vieil-Hesdin, met water spuwende beelden, kunstvogeltjes die fladderden en floten, robotaapjes die bijna niet van echt waren te onderscheiden. Heel indrukwekkend.’ “Middeleeuwers zagen het dier als een soort machine, een robot, die moest functioneren zoals de Grote Uitvinder het had geprogrammeerd” Wat vindt Gins als mediëvist van het gangbare beeld van de middeleeuwen als ‘the Dark Ages’, waarin de mensen dom en barbaars waren? Een beeld dat gevoed wordt door romans en series als ‘Game of Thrones’, die zich afspelen in een soort pseudo-middeleeuwen? Hij moet glimlachen. ‘Ik ben een groot liefhebber van fantasy. Dat de populariteit van dergelijke verhalen leidt tot meer belangstelling voor mijn vakgebied – dat zelf ook een bedreigde diersoort is – juich ik alleen maar toe.’ Serieuzer: ‘Wij moeten geen grote broek aantrekken als we de middeleeuwers willen veroordelen. De middeleeuwers leefden met en tussen hun dieren, die vaak vrij rondliepen. Ze beseften de bloederige prijs die dieren voor menselijk overleven betaalden. Het slachten gebeurde in het openbaar, het was een integraal onderdeel van het leven. Vanuit dierlijk oogpunt zijn vandaag juist de duistere tijden, gezien hoe wij met dieren omgaan in onder meer de bio-industrie, met massale preventieve ruimingen en abattoirs, verstopt op industrieterreinen. De mensen van morgen zullen ons ongetwijfeld óók barbaren vinden.’ Hoe is Gins op het idee gekomen zich juist in dit onderwerp te verdiepen? ‘Ik ben geïntrigeerd door het excentrieke, thema’s die raken aan existentiële vragen over wat het nu eigenlijk betekent om mens te zijn. Hoe ogenschijnlijk marginale stukjes geschiedenis een nieuw licht kunnen werpen op het reeds bekende.’ Speelde misschien ook dierenliefde mee? ‘Ik ben geen geboren activist, maar het onderwerp laat me niet onaangeroerd. Het zet mij – en hopelijk ook andere mensen – aan het denken. Geschiedkunde is meer dan alleen reconstructie van historische feiten. Het gaat ook om de verhalen die we vertellen over wie we waren en wie we zouden kunnen zijn.’ Tekst: Gert Gritter, afd. Communicatie RUG Nieuws