28 april 2022 Onderdendam ( Gr. ) Donderdag 29 April 2022, 06u00 ( Zomertijd ): “ N- wind. Windkracht 1. Voor het grootste deel helder. Heel verrassend, want toen ik me stond te wassen om kwart over vijf, hing er nog een zwaar wolkendek, antraciet zwart van kleur. Dat hier en daar wat kleine scheuren vertoonde. Het schemerde nog; de straatlantaarns waren aan. Maar nu, terwijl ik net aangekomen ben met onze hond Nantske op het houten bruggetje over het Boterdiep, is het licht en de hemelkoepel voor tachtig procent vrij van wolken tot mijn grote verrassing. Ik heb me verslapen. Dat bleek wel, omdat ik toen ik het bruggetje opklom, beneden op mijn wandelpad de Wielrenner met Grote Rugzak en de Groene Fluorescerende Helm al voorbij zag racen, diep gebogen over zijn stuur om in hetzelfde trapritme te blijven. ‘Roe-koe-roe-koe-roe-koe..’, klinkt vanaf de overkant van het kanaal. Drie Turkse tortels [ Streptopelia decaocto L. ] zitten naast elkaar op het dak van de schuur van de familie Verbree. Het is onduidelijk wat er aan de hand is. Zijn twee mannetjes bezig het vrouwtje het hof te maken? Een laag zagend geluid komt vanonder de wilgenstruik aan de overkant: Een fuut [ Podiceps cristatus L. ] laat zijn contactroep horen. Het is ook als mededeling bedoeld voor andere watervogels: ‘Wij zitten hier op een nest..’.De Latijnse naam ‘ Podiceps cristatus L.’ heb ik nu zo vaak hier opgeschreven, dat ik me langzaam begin af te vragen wat hij precies betekent. Podiceps betekent in het Latijn: Dikke kop ‘, ‘Cristatus ‘is typisch het bijvoeglijk naamwoord dat gebruikt wordt bij helmen in het Latijn. Staat voor ‘’ De hanekam, ‘‘de pluim ‘ op de helm. De eerste die de vogel zo noemde , was John Latham een Engelse arts, bioloog en natuuronderzoeker ( 1740-1837 ). Hij schreef belangrijke overzichten van door hem gevonden vogels in Engeland. A General Synopsis of Birds (1781–1801) en General History of Birds (1821–1828) waren standaardwerken in hun tijd . ‘ A General Synopsis of Birds was de eerste ornithologische publicatie van Latham en het bevatte 106 afbeeldingen die door de auteur zelf werden gemaakt. Hierin werden veel nieuwe soorten beschreven die Latham had ontdekt in verschillende musea en privé- verzamelingen. Bij dit werk besteedde hij weinig aandacht aan een geformaliseerde manier van namen geven. Pas later ontdekte Latham dat hij alleen als soortauteur erkenning zou krijgen als hij de door Carolus Linnaeus ontworpen binominale nomenclatuur hanteerde [ KW: ieder vogel : twee Latijnse namen ] . Daarom publiceerde hij in 1790 de Index Ornithologicus waarin hij aan alle door hem eerder beschreven vogels een naam volgens dit systeem toekende. Helaas was hij daarmee te laat, want in 1788 had Johann Friedrich Gmelin een eigen versie van Linnaeus’ Systema Naturæ gepubliceerd waarin hij aan de door Latham beschreven soorten een wetenschappelijke (Latijnse) naam had toegevoegd.’ Ik citeer uitgebreid hier wat ik over John Latham vond op Wikipedia omdat het iets zegt over de manier waarop wetenschap werkte in de achttiende eeuw. Maar ook nu, nog steeds . Het blijft een concurrentiestrijd. Het is publish or perish, in goed Nederlands: zo snel mogelijk publiceren of je prestaties als wetenschappelijk onderzoeker in lucht te zien opgaan. Met voor John Latham heel vervelende gevolgen.’ Ook de Nederlander Pieter Boddaert [ 1733-1795 ] , een Middelburgse arts en natuuronderzoeker, publiceerde op die manier de door Latham voor het eerst beschreven Provencaalse grasmus Volgens de prioriteitregel van de zoölogische nomenclatuur zijn Gmelin en Boddaert daarom de auteurs van deze vogelsoorten. Overigens is Latham anno 2012 nog steeds de soortauteur van 159 geldige vogelsoorten ‘. Genoeg over deze onderlinge ‘oorlog ‘ tussen onderzoekers Een aalscholver [ Phalacrocorax carbo L. ] verschijnt, terwijl we nog op de brug staan, en vliegt laag over het pad richting dorp. Gaat waarschijnlijk vissen in de kruising van het Boterdiep met de Kardingemaar. Een korte rel- stoot geeft een scholekster [ Haematopus ostralegus L. ]. Het geluid komt van verre. Van de percelen in het noordoosten, eigendom van Sieb-Klaas Iwema, de boer die woont aan het Jaagpad richting Fraamklap. Een meeuw hoor ik hoog in de lucht. Tijd om van het bruggetje af te dalen naar beneden met mijn hond en serieus te beginnen aan mijn ochtendwandeling. Vruchtenalcohol Nantske blijft aan de lijn op het eerste stuk. Ze berust daarin. En gaat kweek eten onder het naambord ‘ Onderdendam. Gemeente het Hogeland. ‘ We blijven een tijdje staan. Geeft mij de tijd om in de berm onder het bord te zoeken naar smeerwortels [ Symphytum officinale L. ] . Die plant met zijn grote, geaderde bladeren heeft een penwortel, die vroeger gedroogd werd,vervolgens vermalen en gebruikt door artsen als medicijn. Tot mijn verrassing ook tegen jicht. Het gedroogde poeder werd op brandewijn gezet: ’ 50 gram drogerij acht dagen laten staan op vruchtenalcohol ‘ , lees ik in mijn Geneeskrachtige planten in kleur, in 1977 uitgegeven bij Moussault. Net onder het naambord vind ik een smeerwortel met al paarse bloemen. Opnieuw klinkt vanuit de omgeving van de Kardingemaar het rellen van een paar scholeksters. Het is koud, merk ik. Het zal ongeveer een graad of vier zijn. Ik voel het aan mijn benen, terwijl ik toch nog steeds in de ochtend een lange onderbroek draag. Zo te horen aan het krijsen verschijnt nu ook een blauwe reiger [ Ardea cinerea L. ]. Het geluid komt uit de hoek van de Kardingemaar waar de aalscholverbomen staan. Even lijkt de zon door de lage wolkenbank te breken. Die hangt in het noordoosten vlak boven de horizon. Zonnevuurwerk spat rond . Dan klimt de zon zegevierend naar boven en oranje licht kleurt triomfantelijk dat deel van de hemelkoepel. Ik sla de hoek om en kuier naar het zuiden. Laat Nantske van de lijn. Alleen het zwarte kopje… In de verte hippen twee van mijn ‘huiskraaien’ [ Corvus corone L. ] in de berm. Een wilde eendenpaar [ Anas platyrhynchos L. ] vliegt me achterop. Maakt een flinke bocht en verdwijnt richting het zuidoosten. Vanuit het zuiden komt heel doelgericht een jonge aalscholver aanvliegen, negeert de kolonie soortgenoten op de hoek van de Kardingemaar. Dichterbij loop ik voorbij een zwarte wollen handschoen die hier nu al een paar dagen ligt. Tot nu toe heeft de verliezer zich niet gemeld. Een kraai, helemaal in zijn eentje, vliegt richting het noordoosten. Hij is afkomstig van de groep van zeker tachtig kraaien en roeken, die de nacht doorbrengen in de hoge bomen rond de waterzuivering ten zuiden van Onderdendam. Heel ver weg in het oosten verschijnt een zwerm ganzen. Het is een grote groep, zeker veertig stuks, die moeite heeft om de V- formatie aan te houden . Je kunt hier heel ver kijken, zeker vijftien tot twintig kilometer. De zwerm zie ik voorbij trekken boven het dorp St. Annen. Nog meer kraaien komen nu vanuit de waterzuivering deze kant op en strijken neer in de grote wei van Harm van der Giezen, links van het pad. Daar staat het gras nu al bijna vijf en twintig centimeter hoog. Van een mannetjeseend daar is alleen maar de kop te zien. Hij vliegt op en dan schiet vanuit het gras ook nog een vrouwtje de lucht in . Maar het is slechts een manier om zich even verplaatsen. Ze strijken neer in de wei op nog geen tien meter van het pad. Hoog in de lucht komen op vijftig meter hoogte vijf smienten [ Anas penelope L. ] over. Terwijl ik hun vlucht gespannen volg, merk ik niet dat ik inmiddels op mijn keerpunt ben gearriveerd , de ree van herenboerderij de Haver. Ik draai me om en ga op de terugweg. Gerieflijk Er is nauwelijks meer een wolk nu te zien. Alleen boven de wierde Onderwierum verdikt de bewolking zich. Er verschijnen loodgrijze koppen. Een beetje onheilspellend ziet het er uit. Aan de overkant beginnen koeien te loeien. Wouda aan de Fraamweg. Het wordt druk in de lucht. Opnieuw trekken smienten over het pad, nu op maar zes meter hoogte. ‘Krá- krá-krá…’, een van mijn ‘huiskraaien ‘ laat van zich horen vanuit de meidoorn op de hoek. Verkast, wanneer we dichterbij komen, naar de walkant van de Verlengde Oostersloot. ‘ Prrrrrrrr-prrrrrrrr….’, een specht hamert op een van de oude bomen op het erf van Siep-Klaas Iwema. Ik sla de hoek om voor het laatste stuk. Verbaas me over hoe weinig reuring er in de landelijke media is over de bezoeken die de Parlementaire Enquêtecommissie Gaswinning Groningen nu brengt aan de aardbevingsregio hier in het noorden. Een ramp die meer dan 50.000 mensen in Groningen in onzekerheid gevangen houdt. En dat sinds de zware aardbeving in Huizinge van 2012. Die lijkt in de rest van Nederland al bijna vergeten. De laatste aardbeving hier was nog geen twaalf dagen geleden: Westeremden om 15u27 , 1.8 op de Schaal van Richter. Een tweede diezelfde dag om 15u44. Westeremden ligt hemelsbreed nog geen tien kilometer hier vandaan. Soms heb ik het gevoel dat het nooit meer ophoudt. De steeds maar terugkerende schades in onze muren, die de gaswinning veroorzaakt. Zodat de rest van Nederland gerieflijk kan blijven koken en stoken……………….( wordt vervolgd ) Iedere ochtend tussen 04u00 en 07u00 doet Kees Willemen, journalist en (politiek ) tekenaar uit Onderdendam (Gr.) een ‘Winkelhaakje ‘. Dat is een wandeling van ongeveer 25 minuten met zijn hond Nantske ( een elf jaar oude Golden Retriever –jachtlijn ) aan de oostkant van het Boterdiep in Onderdendam, een klein dorp van 595 inwoners , 14 kilometer ten noorden van de stad Groningen. Dit is al weer de zevende jaargang van ‘ De winkelhaak ’. Nieuws