Sjoerd Schoonhoven vertelt over ‘De hel van 1963’ 19 januari 202119 januari 2021 HET HOGELAND – De afgelopen dagen was er in de media weer volop aandacht voor de Elfstedentocht. Reden, de twaalfde Elfstedentocht werd op 18 januari 1963 verreden en geldt als de zwaarste Elfstedentocht ooit. Op de erelijst prijken de namen van prachtige, noeste Groningers Jan en Max Uitham uit Noorderhoogebrug. Voor de wedstrijdrijders was, zeker voor die tijd, veel media- aandacht maar de onbekende schaatsers in de achterhoede zijn net zulke grote helden. Sjoerd Schoonhoven uit Zuidwolde is één van hen. Het is 18 januari, een bijzonder koude dag. Het vroor bij de start (-18°), bij zwakke wind. Om 09.00 uur was de temperatuur opgelopen tot ongeveer -4°, maar een noordoostenwind stak de kop op en nam geleidelijk toe tot krachtig. De combinatie van matige vorst met de krachtige en af en toe harde oostenwind zorgde voor een zeer lage gevoelstemperatuur. Daarnaast was er veel stuifsneeuw, terwijl over Friesland al een pak van 20 cm sneeuw lag. Het ijs was op veel plekken amper begaanbaar. In het ijs zaten ontelbare scheuren, hobbels en spleten. Sjoerd Schoonhoven schrijft:”58 Jaar geleden. Het is kwart over 4 en ik heb in Franeker mijn stempel gekregen op mijn stempelkaart van de Elfstedentocht. Ik wilde verder richting Dokkum schaatsen toen controleurs mij verboden verder te gaan. Ik moest van het ijs af. ‘s Morgens om half negen ben ik samen met mijn vriend vertrokken om de elf steden op de schaats te volbrengen. De avond daarvoor moest ik mij als militair melden in de karzerne in Leeuwarden. Daarna mocht ik de nacht bij mijn opa en oma doorbrengen. ‘s Morgens om 7 uur opgestaan, een flinke Brinta maaltijd naar binnen gewerkt en me aangekleed. Ik had een pyamabroek aan met daar overheen een gebreide maillot. Mijn moeder had een zeemleren zakje gemaakt om mijn geslachtsdelen te beschermen tegen te extreme kou. Verder had ik een hemd, borstrok en een dikke gebreide trui. Onder de trui zaten kranten. Om half negen mochten we vertrekken. Op dat moment viel het weer wel mee. De tocht naar Sneek ging uitermate langzaam. Twee uur deden we daarover. Een lange sliert schaatsers doorkliefde het witte landschap. Het verschil tussen land en ijs was onzichtbaar. Passeren was nauwelijks mogelijk of je moest je eerst door 25 cm. sneeuw ploeteren. In Sneek stonden mijn vader en de vader van mijn vriend ons op te wachten. Zij reden met een Fiat 1100 achter ons aan om ons onderweg te verzorgen. Zoiets is nu ondenkbaar. Langs de hele route stonden mensen die ons verwenden met allerlei lekkere dingen. Het meest barre stuk moest nog komen. De Zuid-Oost hoek. Het waaide hard en de temperatuur was ruim onder de -10. We werden geteisterd door stuifsneeuw. Op het ijs ontstonden sneeuwduinen . Hier was het dat mijn vriend moest opgeven. Ik moest alleen door. Na de Zuid-Oosthoek dacht je dat je de wind meekreeg. Nee hoor, de wind was gedraaid en weer moest er tegen de wind in worden geschaatst. De tocht langs het IJsselmeer was er één van vallen en opstaan. Het ijs bestond voornamelijk uit bomijs. Drie slagen en je lag weer op je snuit. Ik had destijds Ballingrud Noren (zie foto). Ik heb ze nog en de deuken in de tussenstukken tussen het ijzer en de schoen getuigen van de vele valpartijen. Uiteindelijk kwam ik in Franeker aan waar ik met nog een handjevol schaatsers het ijs moest verlaten. Balen. Aan een barre, onvergetelijke tocht was een einde gekomen. Helaas zonder kruisje. Wel kreeg ik een dag prestatieverlof.” Sjoerd Schoonhoven deed in die periode ook mee aan de Nederlandse militaire kampioenschappen in Deventer. Op de foto: links Sjoerd bij de start van de 500 meter. Sjoerd: “In de tweede bocht ging ik onderuit en was het kampioenschap voorbij.” Nieuws Sport